Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

JACOBAPOLDER

betekenis & definitie

Polder in de gemeente → Wissenkerke (Noord-Beveland); opgenomen in het → Waterschap Noord-Beveland (opgericht 1959), thans → Waterschap Noord-en Zuid-Beveland; oppervlakte ca. 312 ha; hoogteligging gemiddeld 1,3 m + N.A.P. De afwatering geschiedt via natuurlijke lozing op het Veerse Meer.

Het middendeel der Jacobapolder wordt via de onderbemaling ‘Nooit Gedacht’ in de zomerperiode van een lagere waterstand voorzien dan het noordelijk en zuidelijk deel van die polder. In de zuidoosthoek van de polder bevindt zich een gemaal (een electrisch aangedreven verticale schroefpomp, capaciteit 36 m3 per minuut bij opvoerhoogte van 0,45 m; bemalingsgebied ca. 1065 ha; gesticht 1961). Aan de polder is het Noordbevelandse aansluitpunt van de Oosterscheldedam gelegen.De bedijking van de Jacobapolder kwam in 1769 gereed; oorspronkelijke oppervlakte ca. 296 ha.

Voor het grootste deel viel de polder onder de ambachten Oud Kampen en Soelekerke. In de zuidoosthoek van de polder liep de geul de Rip.

De Jacobapolder dankt zijn naam waarschijnlijk aan Jacoba van de Brande, dochter van Johan Pieter van de Brande, de grootste deelnemer in de bedijking en echtgenoot van Maria van Reigersberg. Deze Jacoba overleed in 1794 als echtgenote van mr. Johan Adriaan van de Perre.

De polder inundeerde bij de stormvloed van 15 januari 1808. Omstreeks 1810 stond aan de toen nog waterkerende westkant van de Jacobapolder, tegenover de in de latere → Onrustpolder gelegen hofstede Dijkzicht, een Franse batterij; deze was het noordelijkste punt van een verdedigingslinie langs Veerse Gat en Sloe (tot aan Borssele). Tot 1959 was de Jacobapolder aangesloten bij het uitwateringswaterschap Heer Jansz c.a. (opgericht 1879). Van 1917 tot 1978 was hij calamiteus en vormde één calamiteuze waterkering met de → Onrust- en de → Anna Frisopolder.

LITERATUUR

De Bruin en Wilderom, Tussen afsluitdammen.