Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

DOMINICANEN

betekenis & definitie

(→ Predikheren, → Jacobijnen). Geestelijke orde, in Zuid-Frankrijk gesticht door Dominicus (ca. 1170-1221).

De kanunniken (in tegenstelling tot de monnikenorden) verplichtten zich tot bijbelse en theologische studie; zij verrichtten geen handenarbeid.De orde werd in 1216 door de paus goedgekeurd.

In Zeeland was slechts één dominicanen klooster, te Zierikzee, in 1255 vanuit Antwerpen gesticht. In 1286 werd het verplaatst naar het huis van de Duitse Orde, dat in 1458 afbrandde. Daarna vonden de dominicanen onderdak in een huis aan de noordzijde van het begijnhof, dat eerder toebehoorde aan de St.-Jansheren. Het convent werd in 1574 opgeheven.

De zg. terminarishuizen van het klooster te Zierikzee lagen in Middelburg, Goes en Reimers waal.

De laatste die de gelofte der dominicanen te Zierikzee aflegde (1571), was Barend Willemsz. van der Goes (geb. ca. 1550-Gent, 1619). Hij schreef in Gent een geschiedenis van zijn klooster. Cornelis Pietersz. van der Goes (geb. 1566?) sloot zich voor zijn theologie- en wijsbegeertestudie te Leuven aan bij de orde in Zierikzee. Hij werd in 1566, op weg naar Goes voor het vervullen van een Paasdienst, door monnikenhaters dodelijk mishandeld.

LITERATUUR

De Jonghe, Desolata Dominica Batavia. Juten, Dominicaner klooster te Zierikzee. Post, Kerkgeschiedenis. Nolet en Boeren, Kerkelijke instellingen. Schoengen, Monasticon Batavum. Engelbrecht, Werkende stilte. Wolfs, Noord Ned. Dominicanen. Hendrikx, Bedelordekloosters. P.D. de Vos, Voormalige kloosters.

< >