1. Voormalig water in West Zeeuws-Vlaanderen, ook Kanaal van Brugge geheten.
Het kanaal vormde de verbinding van het Zwin met het Braakmangebied en liep van → Coxyde naar de Passageule. Voor het graven, op initiatief der stad Brugge, van dit kanaal (ter verbetering van het steeds ontoegankelijker Zwin en ter herleving van de handel) werd in 1500 octrooi verleend door Philips de Schone. Het werk kwam in 1505 gereed. Wegens vele problemen, vooral m.b.t. de bijkomende afdamming van het → Zwarte Gat, volgde openstelling van het kanaal pas na het derde octrooi hiertoe (1516) van Karei V. De beoogde doorspoeling van het Zwin mislukte echter en ook voor de scheepvaart heeft het kanaal geen betekenis gehad.Door de bedijking van de → Mauritspolder (1614) en de → Oranjepolder (1618) werd de verbinding naar de Westerschelde afgesloten; in 1652 volgde afdamming van de verlandende vaart bij Oostburg, waardoor de → St.-Philipspolder en de → Nieuweveldpolder ontstonden. Het dichtgeslibde restant van het kanaal werd in 1684 aan de westzijde afgedamd, waardoor de → Brugsche-Vaartpolder ontstond. Het → Groote Gat in de Nieuweveldpolder is een overblijfsel van het kanaal.
2. Andere naam voor het → Kanaal van Sluis naar Brugge.
LITERATUUR
Gottschalk, Historische geografie II. Wilderom, Tussen afsiuitdammen IV.