(Leiden 1899-Goirle 1972), zakenman en politicus, minister; Steenberghe was lid van de directie van Van Puijenbroeks Textielfabrieken in Goirle, sinds 1921; werd in 1930 voorzitter van de Algemene R.K. Werkgeversvereniging en was van 1934 tot in 1935 minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart, het latere departement van Economische Zaken.
Hij trok zich echter terug na een meningsverschil met premier Colijn over de devaluatie van de gulden, waarvan Steenberghe voorstander was. Van 1937-39 was hij opnieuw minister van Economische Zaken en van Landbouw en Visserij ad interim, evenals in het begin van de oorlog tot in 1941 in het Londense kabinet-Gerbrandy. Toen de premier zichzelf meer bevoegdheden toebedacht, trad Steenberghe af. Na de oorlog keerde hij in het zakenleven terug. In 1951 was hij betrokken bij een kabinetsformatie, die echter mislukte. In 1952 was hij voorzitter van de zgn.
Groep-Steenberghe, die de verschillen tussen Duynstee en de zijnen en de partijleiding van de KVP overbrugde. In 1957 was hij een van de ondertekenaars van een verklaring, waarin niet akkoord werd gegaan met een aantal onderdelen, verband houdend met een gemeenschappelijke Europese markt.Bron: Nijhoffs Gesch. Lex.