Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

MEGEN, GRAAFSCHAP

betekenis & definitie

voormalig graafschap gelegen aan de Maas tussen 's-Hertogenbosch en Nijmegen. Uit opgravingen is gebleken dat er in deze streken reeds een 2000 jaar v.

Chr. mensen hebben gewoond. Ook zijn er scherven uit de tijd der Romeinen gevonden.Het graafschap, dat voor het eerst als Meginum in schriftelijke stukken uit de jaren 721-22 wordt vermeld, bestond uit de stad Megen en de kerkdorpen Haren, Macharen en Teeffelen. In Teeffelen moeten al m begin negende eeuw twee kastelen en een klooster hebben gestaan en het dorp telde toen een 400 inwoners. Ook in Macharen moet reeds rond 1100 of eerder een kasteel hebben gestaan, blijkens een stuk waarin paus Ludius III de aartsbisschop van Keulen het slot en landgoed Marcha bevestigde. De eigenlijke geschiedenis van het graafschap begint in 1145. Dan komt in een giftbrief van keizer Koenraad III de naam voor van Alardus graaf van Megen. De naam komt ook voor in een schenkingsbrief (1173) aan de abdij van Floreffe en de naam Willem, graaf van Megen. in een schenkingsbrief (1 196) aan de abdij van Berne.

En in de eerste helft van de dertiende eeuw is er sprake van ene graaf Dirk van Megen, die in 1241 het collegiale kapittel van Sint-Oedenrode begunstigde. Daarna is er sprake van graaf Willem II. die in 1253 hoeven en landerijen in Schaijk aan de abdij van Berne verkocht.

Na de dood van Willem II van Megen gaat het graafschap over in handen van het geslacht Dicbier, heren van Mierlo.

Onder Willem Dicbier krijgt Megen in 1357 stadsrechten. Na graaf Willems dood is er onder graaf Jan III sprake van een verbintenis tussen Megen en Haps, maar daaraan komt een einde bij het overlijden van .lans vrouw, die erfdochter van de heerlijkheid Haps was. Onder graaf Jan III verkrijgt Megen een groot aantal privileges en later is dat ook het geval met "onze Lieve Luyden van Haren en Macharen”. Bij zijn overlijden in 1417 stelt hertog Jan van Brabant als voogd ene Elisabeth aan over de zoon. Jan IV. In 1420 neemt deze als graaf van Megen en heer van Assche het bestuur op zich.

Zijn zoon. Jan Dicbier V. hoogschout van 's-Hertogenbosch en de Meierij, zou na een pelgrimstocht naar het Heilige Land. gearresteerd en veroordeeld zijn tot 2000 ponden boete en een langdurige gevangenisstraf wegens moord.

In 1442 bevestigt keizer Frederik III nogmaals de voorrechten van Jan VI, die evenals zijn vader ook heer van Mierlo was, en de soevereiniteit van het graafschap. In 1469 verkoopt echter Jan Dicbier VI het graafschap Megen aan Guy de Brimeu, ook Sire de Humbercourt genoemd, een van de machtigste mannen van het Bourgondische rijk, ridder van het Gulden Vlies en stadhouder der Luikse Landen. In 1473 stelde Karei de Stoute hem ook nog aan als Ambtman van Maas en Waal en Stadhouder van Gelderland. Toen echter na de dood van Karel de Stoute in de slag bij Nancy (5 jan. 1477) Guy de Brimeu raadsheer werd van diens dochter Maria zou hij de Nederlandse belangen bij de Franse koning Lodewijk XI verraden hebben. Hij werd gevangen genomen, gemarteld en ter dood veroordeeld en op 3 april 1477 in Gent onthoofd. Zijn weduwe.

Antonetta de Rambures. bestuurt dan lot 1489 het graafschap Megen. waarna haar zoon Adriaan de nieuwe graaf wordt. Samen met zijn moeder geeft hij in 1500 toestemming in Haren een klooster voor zusters Penitenten te stichten. De eerste zusters namen er in april 1506 haar intrek.

De kinderloze graaf Adriaan wordt na zijn dood in 1524 opgevolgd door zijn broer Eustasius de Brimeu, gehuwd met een kleindochter van keizer Maximiliaan van Oostenrijk. Dan heeft het vrijwel weerloze Megen al een reeks van jaren ernstig te lijden onder de dertig-jarige Gelderse oorlog, waarbij nu eens de stad geplunderd dan weer het kasteel in brand gestoken wordt. Ook wordt het graafschap herhaaldelijk getroffen door overstromingen.

Na Eustasius' dood in 1548 volgt in 1549 zijn in 1 524 geboren zoon. Karei de Brimeu, hem op. De nieuwe graaf van Megen wordt zeven jaar later ridder van het Gulden Vlies en in datzelfde jaar 1556 stadhouder van Luxemburg. In 1559 hetzelfde jaar waarin het graafschap Megen door een bul van paus Pius IX van het bisdom Luik onder het nieuwe bisdom 's-Hertogenbosch werd geplaatst kreeg hij de heerlijkheden Oven en Dieden in pand en in 1560 werd hij stadhouder van Gelderland. In het conflict met Granvelle kiest De Brimeu de zijde van Oranje. Later keert hij de opstand de rug toe: zo bestrijdt hij krachtig de beroerten in de jaren 1566-67. verijdelt aanvallen op Utrecht en Den Bosch, verjaagt bij Medemblik de geuzen en weet tijdig Groningen te bezetten. Na de slag bij Heiligerlee wordt hij gouverneur van de drie noordelijke provincies.

Door persoonlijk ingrijpen weet hij een conflict niet Ravenstein over wateroverlast in het voordeel van het graafschap te beslissen.

Karel wordt na zijn dood opgevolgd door zijn nicht Marie de Brimeu, zwak van gezondheid en wonende in de Ardennen. Zij sterft in 1605 kinderloos te Luik. Ook tijdens haar regering heeft Megen veel te verduren gehad van plunderingen en roverijen. Na de slag op de Mookerheide hielden de Spaanse soldaten huis in hel graafschap. In 1581 brandden de kerk en het kasteel te Megen af en werd de kerk in Haren ontwijd. In 1582 worden de zusters Penitenten uit haar klooster in Haren door Staatse troepen verjaagd.

In 1585 nam een van Maurits' generaals. Filips graaf v an Hohenlohe. Megen in: hij op zijn beurt werd echter weer verdreven door Panna.

Over de opvolging van Marie de Brimeu ontstond een ernstig geschil tussen de (vermeende) erfgenamen Jan baron van Groesbeek en Eustachius prins van Crov. Jan van Groesbeek nam het recht in eigen hand. maar werd later door het Hof van Brabant in het ongelijk gesteld, waardoor Frans Hendrik van Croy, die in 1607 de rechten van Eustachius had verkregen, in 1610 de nieuwe graaf van Megen werd. Het eerste wat hij bij zijn kennismakingsbezoek in augustus ziet, is dat alles "binnen onser voors Graafschappen en bezonder onsen Stadt Megen seer desolaat vernielt en tijde deses oorloge ganselijk verdrestueert jae verbrand was". Hij gaf bevel dat ieder zijn huis moest opknappen en bovendien het katholieke geloof trouw moest blijven. Onder zijn opvolger, Frans Albert, keren in 1642 de zusters Penitenten in het klooster Bethlehem te Haren terug en in 1645 krijgen de Franciscanen in Megen toestemming om een klooster met kerk en Latijnse school te bouwen.

Na 1648 heerst er, ondanks pogingen van de Staten om het tegendeel te bewerkstelligen, in het soevereine Megen godsdienstvrijheid; zo kregen, nadat de Staatse pogingen in 1688 definitief schipbreuk hadden geleden, in 1689 alleen al 11.000 personen het vormsel. Dan is in 1654 de bouw van het klooster der minderbroeders al gereed gekomen. In 1665 verkocht Frans Alberts zoon, Albert Frans van Croy. het graafschap aan Alexander graaf van Vehlen. wiens huis tot 1697 regeert. Alexander verdedigde de soevereiniteit van Megen met succes tegen de aanspraken van de Staten-Generaal. Onder zijn zoon, Ferdinand Godfried, hadden de inwoners weer te lijden onder de overlast van ingekwartierde Staatse soldaten, die in de jaren 1672-78 langs de rivieren werden gelegerd om de Franse troepen tegen te houden. In 1697 verkocht de derde graaf van Vehlen.

Alexander Otto, het graafschap aan Johan Wilhelm van Neuburg, heer van Ravenstein, gehuwd met een dochter van keizer Ferdinand. Kerkelijk ressorteert Megen dan vanaf 1698 onder de bisschop van Luik; Johan Wilhelms broer, Karel Philip, schonk in 1719 de Clarissen een stuk grond van het vervallen kasteel bij Megen en gaf haar toestemming er een klooster te bouwen. In 1728 verkoopt hij het graafschap aan Maximiliaan Damiaan baron van Schall tot Bell voor 80.000 gulden. Diens kleinzoon, Karel, die in 1785 te Megen wordt ingehuldigd, zou de laatste graaf van Megen zijn.

In 1794 rukten de Fransen op naar 's-Hertogenbosch en trokken ook door het graafschap, waar zij o.a. de nonnen uit het Clarissenklooster verjoegen, voedsel en paarden vorderden en boerderijen plunderden. Een deel van de bevolking, de clubisten, kwam tegen zijn wettige heer in opstand, terwijl een ander deel "een declaratie van estime voor d'Heere drossaard", Roerich, die namens zijn in Duitsland wonende heer het gezag uitoefende, had getekend.

Bij de vaststelling van de grenzen van de Bataafse Republiek in 1795 bleef het graafschap Megen daarbuiten. Maar in 1797 werd het, samen met de heerlijkheden Ravenstein, Gemert en Boxmeer bij de gewesten tussen Maas en Rijn en Rijn en Moezel gevoegd. In 1800 werden de vier genoemde gebieden voor 3 miljoen aan de Bataafse Republiek verkocht, waarmee het graafschap Megen definitief ophield te bestaan. Roerich werd benoemd tot rentmeester en ontvanger der domeinen. Tot 1806 behoort het voormalige graafschap tot de Republiek. dan tot 1810 tot het Koninkrijk Holland. Op 2? april 1809 bezocht koning Lodewijk Napoleon de stad.

In 1810 wordt het gebied bij Frankrijk ingelijfd, worden Haren en Macharen één gemeente. Megen zelfstandig en wordt Teeffelen bij Oijen gevoegd. Tot 1813 blijft deze toestand zo, dan behoort het hele gebied tot de Nederlanden. Op 25 september 1820 ontstaat door samenvoeging de gemeente Megen, Haren en Macharen.

Gilden. Het graafschap Megen heeft enkele gilden gehad. In het begin van de 18de eeuw heeft Haren een schuttersgilde gekend. In 1795 houdt schutterskoning Jan Kockx bij de vrijheidsboom in Megen een toespraak, maar in 1825 bestaat dat schuttersgilde niet meer. Wel hebben in die tijd Haren een Maria Broederschap en Megen en Macharen een St. Anna Gilde, het laatste met enkele bezittingen.

Muntrecht. Van ouds oefenden de graven van Megen het muntrecht uit. Als muntheren en -vrouwen zijn bekend: Jan III (1,392-1417). Elisabeth (1417-20), Jan V (14.38-42) en Jan VI (1442-69). In 1450 deed Jan VI Dicbier, nadat er met de muntslag was geknoeid, afstand van het muntrecht, hiertoe geprest door de hertog. Muntmeester Henric van Broecwijc werd in de kokende olie gegooid en ook zijn helper werd terechtgesteld.

Marie de Brimeu (1572-1605) liet echter weer munten in Gorinchem en waarschijnlijk ook in Megen slaan. In 1589 kwam daaraan echter voorgoed een einde.

Het wonder van Megen: Op 2 augustus 1708 bezocht de zich reeds gedurende 4 jaar alleen met krukken voortbewegende, geheel kreupele Anna Jans van Amersfoort de Franciscaanse kloosterkerk. Zij bidt tot de H. Franciscus en wordt van haar kreupelheid genezen. En op 13 juni 1670 herinnert een meisje tijdens een preek van pater Henricus de Pape zich het verlies van een ring, drie jaar geleden. Thuis gekomen vindt zij de ring op een plek die elk jaar was omgespit en hij was schoon en onaangetast alsof iemand hem daar zojuist had neergelegd.

Bron: Gerard Ulijn, De geschiedenis van het graafschap Megen, 1984.

< >