(Ajaccio 1778-Livorno 1846), koning van het Koninkrijk Holland in de Napoleontische tijd: broer van de Franse keizer Napoleon I, vader van Napoleon III; tijdens een reis door Noord-Brabant kwam hij zo onder de indruk van het grote dorp en zijn nijverheid dat hij Tilburg tot stad verhief. Hij logeerde toen bij de wolfabrikant Martinus van Dooren, die hij enkele weken later burgemeester maakte.
De koning trok door naar Oosterhout, dat hij eveneens stadsrechten gaf. In jan. 1809 leefde hij sterk mee met de overstromingen in het rivierengebied en kwam opnieuw naar Brabant toen de Engelsen op Walcheren waren geland. Hij nam op verzoek van de ministerraad het opperbevel van de Franse troepen op zich. Spoedig daarna kwam het tot een botsing met zijn broer, keizer Napoleon, die toen een deel van Nederland, ten zuiden van de Waal, bij Frankrijk voegde en in 1810 ook de rest van Nederland. Lodewijk-Napoleon was kort tevoren afgetreden ten behoeve van zijn zoontje Napoleon-Lodewijk, die door de ministers als Lodewijk II werd gelukgewenst, maar in feite nooit heeft geregeerd. Lodewijk-Napoleon trok zich terug in Bohemen waar hij een roman in drie delen schreef als blijvende getuigenis van de liefde voor het land, dat hij maar niet kon vergeten. Na de val van Napoleon stelde hij zich weer beschikbaar voor de Nederlandse kroon, maar Nederland koos voor Oranje.Bron: Land van de Brabanders.