(Fr.: sigge). Plant.
Overal komen voor: gewone, ruige, oever-Z., in moerassen: blauwe, cyper-, lage, snavel-, scherpe, tweerijige, ronde, pluim-, af gekorte Z., op de klei: valse en ves-Z.Minder talrijk zijn in moerassen: vlo-, draad-, blonde, late, moeras-, stijve, ster-Z.; in duinen: vlo-, zilte, gestrekte, late, zeegroene, drienervige, zand-Z.; in bossen: pil-Z.; op zand: zand-Z.; op klei: zeegroene, stekel-Z.; verspreid: haze-Z. Zeer zeldzaam zijn: tweehuizige (Kootstertille, aan de Boom), gestippelde (Schiermonnikoog), noordse (Lindevallei), uitgerekte en blaas-Z. (Beetsterzwaag).