De oude bewering, dat Friezen een bijzondere aanleg voor de exacte vakken zouden hebben, is moeilijk te bewijzen (zie Frisia non cantat, ratiocinatur). Wel worden uit de 16de-18de eeuw vele Friezen genoemd, die in dezen uitblonken: Peter Jacobsz v.
Thabor, Rembertus Dodonaeus, Gemma Frisius, Sixtus v. Hemminga (16de eeuw), Bern.
Schotanus, J. Phoc.
Holwarda, de Fulleniussen, Menno baron v. Coehoorn (17de eeuw), Willem Loré, Nic.
Ypey, Jac. Pierson Tholen, Corn.
Ekama (18de eeuw).Op twee na waren alle Franeker hoogleraren in de wiskunde Friezen. Het aantal van hen die zich als autodidact bezighielden met wiskunde en astronomie is in Frl. vrij groot: Wytse Foppes (Dongjuma), Klaas Kunst, J. H. Knoop, J. P. v. d. Bildt, B.
Eisma v. d. Bildt, Arjen Roelofs, Eise Eisinga, O. S. Bangma, A. en D. Wiersma S. J.
Rienks, W. v. Peyma, B. T. Miedema. Deze actieve ‘leken’belangstelling blijft overigens niet tot de exacte wetenschappen beperkt, maar is op allerlei terrein aanwijsbaar, ook nu nog. Het is een der dragende krachten van de Fr. Akademy. zie Sneupers.
Zie: V.A. (1854), 76-96; (1860) 3-16; (1885) 195-210; (1889) 54-67; Planetariumboek Eise Eisinga (1928); Leeuw. Cour. (9.3.1957).