Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

STRAATVERLICHTING

betekenis & definitie

Tot diep in de 17de eeuw is de S. primitief. Wie op straat moest zijn nam een lantaarn mee of moest in het donker de weg vinden.

Te Lwd. werden in 1680, in navolging van enkele Hollandse steden, de eerste straatlantaarns, een uitvinding van Jan v. d. Heijden, geplaatst.

De olielampen werden eerst in okt. op de palen gezet; ze deden slechts enkele uren per etmaal dienst. De kosten werden vnl. bestreden uit de opbrengst van een belasting van een halve stuiver (lantaarngeld), te voldoen door reizigers die tijdens de branduren per trekschuit arriveerden of vertrokken.Eerst in 1817 werd de verlichting te Lwd. belangrijk verbeterd door de aanschaffing van (70) reverbères (spiegellantaams). In 1845, bij de stichting der gasfabriek, volgde de plaatsing van (250) gaslantaarns, die na 1912 successievelijk vervangen werden (en worden: momenteel, vnl. in Huizum, nog 325 gaslantaarns) door elektrische lantaarns. De laatste jaren gebruikt men naast de gewone gloeilampen (3100) en t(ube) l(ight)-verlichting (320) in het winkelcentrum kwikdamp(560) en langs de grote invalswegen natriumlampen (40). In andere plaatsen heeft men wel eens een stadium overgeslagen. Zo heeft men in Harlingen (in 1761 olielantaarns) geen reverbères gehad, hoewel er wel proeven mee zijn genomen; men kreeg erin 1857 gasverlichting. Elders in de prov. heeft dikwijls zelfs de gaslantaarn ontbroken en volgde op de olielampen direct de elektrische verlichting.

Zie: Eekhoff, Gesch. beschr. II, 144, 286; V.A. (1895), 103-145.

< >