Eenzijdige typering van buitenaf. Liefde tot en trouw aan ‘het beginsel’ zijn aanwezig.
Men blijft ideologisch meest wat men is: geen overlopers. De ‘stijfhoofdigheid’ wijst op het secundair functioneren.
De Fries is langzaam in zijn overwegingen. ‘Het zit er wel in, maar het wil er niet uit’ beschrijft een zekere geremdheid, vandaar de schijn van geslotenheid, terwijl er in de conversatie vaak weinig reserve is. De ‘stijfhoofdigheid’ komt ook voort uit een gebrek aan fantasie.
Men laat zich niet meenemen uit vrees voor consequenties; Friezen nemen iets nieuws steeds laat over en passen het later vaak radicaler toe dan men elders doet (coöperatie, socialisme), zie Stanfries, Volkskarakter.Zie: B. xvii (1955), 33-46.