Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

PODZOLPROFIEL

betekenis & definitie

(podzol is Russisch: as; het doelt op de kleur van de A-laag). Bodemdoorsnee, gekenmerkt door uitspoeling van materiaal uit de bovenste bodemlaag en inspoeling in de laag daaronder.

Afhankelijk van moedermateriaal, klimaat en vegetatie kunnen verschillende elementen verplaatst worden, o.a. klei, ijzer, humus, kalk.In Frl. worden op de zandgronden heidepodzolen aangetroffen, podzolen ontwikkeld onder een heidevegetatie, die sterk verzurende en uitlogende invloed op de bodem heeft. Ook komen podzolen voor, gevormd onder een bosvegetatie. De zgn. bruine woudzandgronden zijn meest onder een bosvegetatie gevormd bij gunstiger waterhuishouding.

Bij het heidepodzol kunnen de volgende lagen of horizonten onderscheiden worden van boven naar beneden: Ao, A, B, C.

Ao is de laag met organische stof verrijking door het afsterven van plantedelen (strooisellaag).

A is de laag waar de uitspoeling of uitloging plaatsvindt, de loodzandlaag (Fr.: skiersân, grijszand). Deze laag is voor de landbouw meestal storend.

B is de laag met de grootste inspoeling of accumulatie en heet wel humusoerbank of koffiezandlaag. Als de B-laag verkit is, spreekt men in Frl. van felst.

C is het onveranderde moedermateriaal. De podzolen in Frl. behoren tot de humuspodzolen, d.w.z. het ingespoelde materiaal in de B-laag is meest humus. Dit type podzol is gebonden aan de arme zandgronden.

Bij de bodemkartering in de Fr. Wouden is onderscheid gemaakt tussen hoge, middelhoge en lage heidepodzolen. Deze indeling berust op de diepte van het onderliggende keileem en de daarmee verband houdende waterhuishouding. Op de hoge en middelhoge heidepodzolen groeit overwegend struikheide, op de lage heidepodzolen overheerst dopheide. Wegens de grote invloed van de vegetatie op het P. noemt men het ook vegetatieprofiel.

Zie: Boor en Spade v, vii en ix.