Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

PINGJUM

betekenis & definitie

(Fr.: Penjum; um-naam uit Penningaheem). Terpdorp in Wonseradeel, N.W. van Witmarsum (949 inw., van wie 42 in De Nes, 43 in De Rige, 50 in andere buurschappen).

Herv. kerk (ca. 1500), sterk gewijzigd, zadeldaktoren; geref. kerk, doopsgez. kerk. Openb. en chr. lagere school.

Landbouw, veeteelt.P. ligt in een vroeg omdijkt deel. Klei en zavel. Germaanse, Romeinse, Karolingische terpvondsten. Woonplaats van Menno Simonsen O. S. Bangma. Op ’t Zand vroeger de Proosdij ‘Vinea Domini’. Zie: Hepkema Memories, 171; Reg. Leeuw. Cour., 56; Repert., 206.

Pingjumer halsband. Voormalige binnendijk ter beveiliging van groot deel van P.er en klein deel van Witmarsumer dorpsgebied. Sloot bij Kathuizum en Z. van Brakepijp op Marnedijk aan. In willekeur van 1504 ‘indijck’ genoemd, zie Halsband, Indijk.

Zie: Binnendiken en Slieperdiken 1, 284.

Pingjumer Schotelbank. Brug in de Indijk W. van P. over de Dijkvaart. Het woord schotelbank slaat op de voormalige keersluis.