Edel geslacht uit Engelum, genoemd naar de ‘Grouwe Stens’ aldaar, volgens familietraditie (Burmaniaboek, 1597) oudtijds Sirtema. Deze naam werd begin 18de eeuw weer aangenomen in het testament van Douwe Feije Sirtema van G. (1709).
Een der vroege leden was Skerne Wybe, van wie ook de wapenspreuk van het geslacht ‘Naet te goed, Naet te tioed’ (Niet te goed, niet te kwaad) afkomstig heet. Verschillende takken van deze familie (grietmannen van Menaldumadeel en Hennaarderadeel) stierven in de 17de en 18de eeuw uit.
De jongste tak leeft nog in Nederland.Zie: Stb. 1,133; II, 82; Vr. F. v (1850), 232; v. d. Aa v (G), 151-153; N.B.W. 1, 1000; 11, 533; VIII, 638; ix, 305-307; Sminia, Naamlijst, 52-53, 55, 175, 179-181, 246-247, 309; Andreae, Nalezing, 59, 61-62; Ned. Leeuw XLV (1927), 153; Ned. Adelsboek (1951), 293.
—, Frederik Sirtema van, militair (? 1668-W.Nijkerk 3.11.1730). Muntte in de successieoorlog als ruiteraanvoerder uit en deed in 1712 een berucht geworden tocht in N.-Frankrijk.
Zie: N.B.W. 1, 1000; Prim Berland, G. (Auxerre 1939).