Het Oudfr. woord bûr kon zowel huis, woonplaats als bewoner betekenen. Als woonplaats komt het voor in de dorpsnamen Boer, Tjeppenbuur, Ballingbuur, Augsbuur, Burum, Buren (Ameland), Delburen.
In de betekenis persoon, dorpsgenoot kennen wij het in boer (landbouwer), buurlui, buurmannen, buren, uitburen.