Van de kerstening af (Bonifatius, die ‘in patria voce’ preekte; Liudger, die een Fries was) tot in de 15de, 16de eeuw moet er Fr. in de kerk en in het pastorale verkeer zijn gesproken. Heel weinig is hiervan bewaard: de oude Fr. wetten, de vertaling van de tien geboden en enkele psalmglossen uit de M.E.
Bovendien zouden bisschop Frederik van Utrecht en abt Jarich van Mariëngaard Fr. hebben gebruikt. Uit de 16de eeuw wijzen gedeelten van de Beneficiaalboeken op het Fr. taalgebruik in kerkelijke kring.
Na de hervorming wordt Hollands de kerktaal. Toch hebben verschillende predikanten Fr. gesproken of geschreven (zie Vitus Ringers, J.
Althuysen). Vrij veel predikanten spraken of schreven half Fr. (zie J.
C. Wiersma).
Dat de psalmberijming van J. Althuysen (1755) van een Fr. approbatie is voorzien, staat op zich zelf.
Bij de doopsgezinden moet er meer Fr. zijn gebruikt.Al is er dan van een Fr. B. geen sprake, toch zijn er voortdurend pogingen ondernomen gedeelten van de bijbel in het Fr. te vertalen. Dit geschiedde vaak uit taalkundige belangstelling. Wij weten van vertalingen van het Onze Vader in Bon. Vulcanius, De literis et lingua Getarum (1597), en in The Lords prayer in above a hundred langttages (Londen 1700). Joh.
Hilarides gaf in Chamberlaynii Oratio dominica in diversas omnium fere gentium linguas versa (Londen 17x5) een Hindeloper-Fr. tekst. Uit de 18de eeuw is er verder de vertaling van Matth. 6 in het Molkwerumer-Fr. van de gebroeders Braunius (ca. 1740). De romantiek en later de opbloei van de Fr. taalbeweging hebben in de 19de eeuw verandering gebracht. Uit deze eeuw zijn bekend tien hoofdstukken van het Lucasevangelie door P. Boeles (ca. 1826), het Marcusevangelie door W. v. Borssum Waalkes (ca. 1860), het Mattheusevangelie door J.
H. Halbertsma (1861, volksuitgave 1884), het Lucasevangelie door R. Zylstra en G. Colmjon (1879) en het Marcusevangelie door S. K. Feitsma (1897).
Waren dit alle individuele pogingen, in de 20ste eeuw kwam er meer systematische aanpak. Het ‘Kristlik Fr. Selskip’ (opgericht 1908) wil bewijzen dat het Fr. ook voor het heilige geschikt is en zet de B. op haar actieprogram. G. Postma en P. de Clercq vertalen de evangeliën en bovendien 40 psalmen (1910-14).
E. B. Folkertsma geeft vertalingen van drie Johannesbrieven (1912) en van Jona (1914), geplaatst in het
tijdschrift van het Kristlik Fr. Selskip. A. de Vries en G. A. Wumkes geven vertalingen van de Jacobusbrief, Filemon en Ruth (1915-20), F. Minnema vertaalt ca. 1920 de Openbaring van Johannes en Handelingen.
Intussen worden ook de eerste Fr. preken gehouden. G. A. Wumkes spreekt in 1917 voor het Nederlands Bijbelgen. over Bijbelfr. en weet het te bewegen ook de Fr. B. op het programma te zetten. Dit leidt ertoe, dat Wumkes en Folkertsma in opdracht van Ned.
Bijbelgen. en Kr. Fr. Selskip de vertaling van het hele N.T. ter hand nemen, die na vele moeilijkheden in 1933 klaar komt. Intussen heeft Wumkes in een paar boeken ook proeven gegeven van Bijbelfr. (Üt'e hillige Dobbe, 1919, en Der stiet biskreaun, 1928). Nadat gebleken is, dat het Fr. orthodoxe kerkvolk deze vertaling accepteert, gaan Wumkes en Folkertsma over tot de vertaling van het
O.T. die in 1943 gereed is. Op de Fr. Bibeldei van 29.10.1943 kan de volledige Fr. B. worden aangeboden, sedert herdrukt. De uitgever van de Fr. B. is de Leeuwarder bijbeldrukker Fa. Jongbloed. De Fr. bijbel wordt in kerkdiensten, op wijdingssamenkomsten en in huis gebruikt. Uiterlijk (geen perikopenindeling) zowel als taal doet ouderwets aan, maar evenals de Nederlandse Statenvertaling heeft ook deze vertaling een conserverende werking. Mede door de Fr. B. wordt de Fr. preek vaker gehouden en heeft het Fr. zijn plaats gekregen onder de cultuurtalen. zie Psalmberijming. K., J. J.
Zie: F. Buitenrust Hettema, Bijbellectuurin ’t Fr. (1907) ; W. Hielkema,De Fr. bijbel (1932); Byde Fr. Bibel, ütj. fen it Kr. Fr. Selskip (1943); G.
A. Wumkes, Nei Sawntich Jier (1949).