In de M.E. blijvend en niet-intrekbaar recht op inkomsten, verbonden aan een geestelijk ambt, getrokken uit grondbezit (zie Pastorieplaats, Leen) of uit zakelijke rechten op grond. Om tot het wettig bezit van een B. te komen (installatie) moest men worden aangewezen door de patroon (collatie), en de institutie ontvangen van de bisschop of zijn plaatsvervanger.
Aan een B. kon zielzorg verbonden zijn; dan was combinatie van beneficia verboden, maar dit werd ontdoken.Zie: W. Nolet-P. C. Boeren, Kerkelijke instellingen in de M.E. (Amsterdam 1951), 350-365.
