Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

ANGELSAKSISCHE INVASIE

betekenis & definitie

Tijdens de volksverhuizing (5de eeuw) zijn Angelen uit Sleeswijk-Holstein en Saksen van tussen Weser en Elbe in N.Nederland binnengedrongen. Dat zij hier gewoond hebben bewijzen grafvelden te Hogebeintum, Beetgum en Ferwerd.

Het aardewerk, dat o.a. P.

C. J.

A. Boeles als bewijsmateriaal gebruikt, wijst hoogstens op importbeweging en handelsverbindingen.

Men kan er misschien technisch-politieke overwichtsverhoudingen uit distilleren. Brits-Romeinse invloed op het Angelsaksische aardewerk is duidelijk aanwezig.

Dit aardewerk werd slechts gevonden in grote terpen aan de kust, waar men handelscontact met Engeland had. Het werd gebruikt als brandurn, was kostbaar.

Ook de import uit het Rijnland werd in dezelfde tijd als zodanig gebruikt.Het is de vraag, hoeveel emigranten hier gebleven en hoeveel verder getrokken zijn naar Engeland. Het enige dat op een invasie zou kunnen wijzen, is het gebruik van een minderheid om de doden te verbranden. De Friezen begroeven tot die tijd de doden. De crematies zijn in de loop der 7de en 8ste eeuw weer verdwenen. In de tijd van de volksverhuizing, toen dus crematie en begraving in de richting N.-Z. naast elkaar voorkwamen, vinden wij beide vormen van dodencultus zelfs door elkaar, soms in één grafveld gedurende een zelfde tijdperk. Terwijl Boeles gelooft, dat er een Anglo-Fr. cultuur is ontstaan, bestrijden anderen dat (bijv.

P. Sipma).

Zie: Boeles II, 207-258; Halbertsma, in: Berichten R.O.B. (1954), 45 e.v.; Repert., 291.