Encyclopedie van de Zaanstreek

Eindredactie Jan Pieter Woudt & Klaas Woudt (1991)

Gepubliceerd op 02-10-2020

ruim 9 % in Zaandijk

betekenis & definitie

De groei van de bevolking zette zich sindsdien gestaag voort. In 1869 waren er 2225 Zaandijkers, in 1899 2480, in 1930 3099, in 1940 3775, in 1950 4666, in 1960 4935, in 1970 5704 en in 1980 6181.

Vervolgens nam de bevolking (vooral door een teruglopende gemiddelde gezinsgrootte) iets af. Op 1 januari 1989 had de voormalige gemeente Zaandijk 5976 inwoners.Kerkelijke gezindheid Het aantal lidmaten van de verschillende kerkgenootschappen is wat Zaandijk betreft pas van 1742 af bekend. In dat jaar woonden er (bij benadering) 840 gereformeerden, 380 doopsgezinden, 25 rooms-katholieken en 20 lutheranen. In 1811 was het aantal doopsgezinden sterk gedaald tot 288, terwijl het aantal hervormden was gestegen tot 1182; er waren nog 12 luthersen en hoewel het aantal rooms-katholieken zich meer dan verdubbeld had tot 61, bleef Zaandijk duidelijk een protestants dorp. In 1851 noteerde Van der ➝ Aa de volgende getallen: ruim 1600 hervormden, 520 doopsgezinden en 100 katholieken. Tegen het einde van de 19e eeuw begon zich in Zaandijk al enigszins een ontkerkelijking af te tekenen. Het was het begin van een ontwikkeling die zich zou voortzetten: in 1947 had de helft van de bevolking (2241 van de 4467 inwoners) geen godsdienst meer.

Er waren toen 942 inwoners hervormd, 381 rooms-katholiek en 537 gereformeerd, terwijl de groep ‘overige kerkelijke gezindheid’ 366 personen omvatte. In 1966 telde men 2739 onkerkelijken in het dorp (55 % van de bevolking), 868 hervormden, 534 roomskatholieken, 442 gereformeerden en 335 ‘overigen’.

Politieke gezindheid Zaandijk had steeds een kleine gemeenteraad, met aanvankelijk niet meer dan 7 zetels. De politieke partijen kwamen hierdoor, om toch enige invloed op het gemeentelijke beleid te hebben, nogal dikwijls tot het indie

< >