Economische encyclopedie

D.C. van der Poel (1940)

Gepubliceerd op 21-01-2020

Conjunctuur

betekenis & definitie

is cyclische afwisseling van opbloei en neergang van het economisch leven als geheel of wat betreft onderdeelen; in een op het vrije ruilverkeer gebaseerde economie in het bijzonder tot uitdrukking komend in de marktverhoudingen. In het spraakgebruik wordt onder een goede resp. slechte C. een goede of slechte gang van zaken verstaan.

In zooverre de C. als een cyclische verstoring en herstel van evenwicht wordt gezien, moet als evenwicht worden beschouwd het abstracte peil waarop de voortbrenging en uitwisseling zouden kunnen worden gehandhaafd, tenopzichte waarvan de C. periodieke stijging en daling beteekent.Hoewel de C. uiteraard ook de crisis insluit, omvatten het C.-onderzoek en de C.-theorie toch speciaal de economische cycli in hun volle omvang, ook waar de neergang zich niet tot een crisis verscherpt, zooals dit vooral bij afzonderlijke onderdeelen het geval is. Naast de C. blijft de crisis ←een zelfstandig, zij het ten opzichte van de C. niet scherp begrensd, gebied van onderzoek, vooral ook omdat elke crisis in verband met structureele en exogeene (buiten het gebied der economie liggende) invloeden, zijn eigen specifiek beeld vertoont. De steeds toenemende onderlinge vervlechting van het geheele economische leven heeft tengevolge dat de C. steeds naar een min of meer uitgesproken algemeen verschijnsel tendeert, al is ook de eene bedrijfstak of -groep aanmerkelijk meer C.-gevoelig dan de andere. Zoo zullen de uitslagen ten opzichte van de „evenwichtslijn” bij de uitstelbare behoeften sterker zijn dan bij de onmiddellijke, bij de luxe artikelen sterker dan bij de eerste levensbehoeften, bij de productiemiddelen sterker dan bij de verbruiksgoederen, enz. Voor het C.onderzoek is beschikking over een ruime mate van statistische gegevens noodzakelijk. Meestal wordt uitgegaan van de indexcijfers der verschillende factoren, die elk volgens hun beteekenis in het geheel worden gewaardeerd („gewogen index”), waarbij de grafische voorstelling een vrijwel onmisbaar hulpmiddel is.

In de eerste plaats dienen hiertoe de cijfers der verschillende marktverhoudingen: arbeidsmarkt, goederenmarkt (grondstoffen en afgewerkte producten, groot- en kleinhandel, productiemiddelen en verbruiksgoederen), kapitaal- en geldmarkt, effectenmarkt (speculatie), verder clearing-omzetten, in- en uitvoer, binnenlandsch vervoer, sparen, faillissementen, enz. Om een zoo zuiver mogelijk beeld van het verschijnsel der C. te krijgen, moeten alle invloeden worden uitgeschakeld, die met de C. als zoodanig niet te maken hebben. Men rekent hiertoe:

a. de regelmatig wederkeerende seizoenbewegingen;
b. de trend, die een beweging over langere tijd, na eliminatie van alle toevallige schommelingen èn van de C. weergeeft. De „evenwichtslijn”, die in werkelijkheid een stijging of daling zal vertoonen, komt door uitschakeling van de trend horizontaal te liggen;
c. structuurveranderingen, wijzigingen in het economisch leven van bijzondere, eenmalige aard, als nieuwe uitvindingen, het opkomen van nieuwe markten, enz.;
d. toevallige exogeene (buiten het gebied der economie liggende) of endogeene (economische) invloeden, als natuurrampen, oorlog, groote op zich zelf staande stakingen, ontdekking van nieuwe grondstoffen-voorraden (die evenals oorlog, ook oorzaak van structuurverandering kunnen zijn), enz. Terwijl uitschakeling van de seizoeninvloeden voor zich zelf spreekt, moeten de andere factoren elk afzonderlijk steeds met de grootste zorgvuldigheid worden getoetst, daar het gevaar voor te ver gaande abstractie hier niet denkbeeldig is. Structuurveranderingen bijv. kunnen in hun werking op de C. beperkt blijven tot wijziging van de „evenwichtslijn”, waardoor zij toch ook de C. telkens een gewijzigde basis geven, maar het is allerminst uitgesloten dat zij een stoot geven tot golven, die inderdaad lange tijd de C. beïnvloeden. Dit laatste geldt ook voor de zgn. toevallige-factoren (zie: ook Crisis). Uitschakeling van de trend houdt het gevaar in dat hiermede ook C.-bewegingen over lange termijn (de lange golven) worden geëlimineerd, hoewel Wagemann terecht opmerkt dat deze beide geenszins mogen worden verward. Op grond van „gewogen” combinaties der verschillende gegevens is het mogelijk een vrij nauwkeurig overzicht van het verloop der C. te geven, dat veelal onder de naam C.-barometer (zij het dan meer in de zin van de grafieken der zelfregistreerende barometers, dan van onze huiselijke „weervoorspeller”) wordt gepubliceerd.

De bekende C.-barometer van het Committee of Economie Research van de Harvard-Universiteit (U. S. A.) is samengesteld uit drie lijnen A.B.C., die resp. op een reeks gegevens betreffende de effectenmarkt, warenmarkt en geldmarkt berusten. De C.-beweging wordt hierbij weergegeven in percentueele afwijkingen van een horizontale evenwichtslijn (o).

Het Ned. C.-overzicht van het C. B. S. geeft, meer in overeenstemming met de methode van Prof. Wagemann van het Inst, für Konjunkturforschung, Berlijn, in een 14-tal lijnen het verloop van verschillende verschijnselen weer. De hoofdindeeling A.B.C.D. herinnert aan de Harvard-barometer, waarbij hier onder D. nog een rubriek is toegevoegd die de prijs- en toonbeweging weergeeft.

De resultaten van het C.-onderzoek toonen een vrij regelmatige golfbeweging waarbij hoog-C., crisis, depressie en herstel (opleving) elkaar regelmatig afwisselen, zij het ook met vaak aanmerkelijk verschillende hoogten en diepten (amplituden).

Binnen deze cyclus kunnen zich kleinere inzinkingen en stijgingen, meestal meer plaatselijk (nationaal) voordoen, welke echter het totale rythme niet verstoren. Beschouwing over een lange periode geeft bovendien nog een zgn. „lange golf” te zien, die scherper wordt onderscheiden als de beweging der korte golven tot een gemiddelde wordt teruggebracht (gedecycleerde curve).

Daar voor de lange golven uiteraard gegevens over een zeer lange termijn noodig zijn, welke in een verder verleden ontoereikend zijn of ontbreken, is de kennis van deze C.-beweging op dit oogenblik nog uiterst gering.

De beteekenis van het C.-onderzoek gaat veel verder dan alleen descriptie. Een zeer belangrijk onderdeel is hierbij het onderzoek naar samenhang (correlatie) van de verschillende verschijnselen (ook wat betreft hun sociale weerslag: huwelijken, geboorten, misdaad, enz.) en hun onderlinge vertraging („lag”).

Een zekere wetmatigheid in de correlaties stelt in staat in de C.barometer niet slechts een waarschuwing te zien, maar ook conclusies voor de toekomst te trekken, hoewel daarbij de groote veelzijdigheid der verschijnselen en de mogelijkheid van het optreden van storende exogeene of endogeene invloeden tot groote voorzichtigheid der C.-prognose nopen. Op onderdeelen echter, waarbij aanmerkelijk minder complicaties optreden, kunnen vaak zeer nauwkeurige resultaten worden verkregen.

De C.-theorie verkeert heden nog te zeer in het stadium van ontwikkeling en gemis aan overeenstemming, om hiervan reeds nu groote practische resultaten te verwachten. In het algemeen valt deze wat betreft de oorzaken van verstoring van het evenwicht met de theorie der crisis als samenvatting van hoog-C. en de daardoor veroorzaakte reactie, samen. Ook hier geldt wederom als eerste eisch, dat men zich hoede voor een te ver doorgevoerde isolatie der afzonderlijke verschijnselen van het zoo uitermate gecompliceerde geheel, hoezeer deze ook als werkhypothese geoorloofd is. Erkenning van dit gevaar heeft tot een tendens in de richting van samenvatting der verschillende C.-theorieën geleid.

De groote practische vraag der C.-theorie is, of de C. als verschijnsel kan worden bestreden, m.a.w. of een practische C.-politiek in de zin van stabiliseerend ingrijpen reeds nu of althans in de naaste toekomst op grond van de verkregen kennis mogelijk moet worden geacht. De in dit verband voorgestelde middelen hangen uit de aard der zaak ten nauwste samen met de verschillende C.-theorieën, in die zin dat kunstmatig een aan de als oorzaak aangenomen invloeden tegengestelde werking tot stand zal moeten worden gebracht, resp. bij de vraag naar goederen en diensten, het aanbod van crediet, aan de zijde van het geld (monetaire C.-theorieën), enz. Een vraag die hierbij mag worden gesteld is, in hoeverre de C. als specifiek kapitalistisch verschijnsel geheel of gedeeltelijk zal kunnen worden geëlimineerd zonder het kapitalisme als zoodanig principiëel aan te tasten. (zie:Ook Crisis).

C.-onderzoek is tegenwoordig in de meeste landen een, veelal zelfstandig, onderdeel van de economische statistiek. De grondslag hiervoor werd in Amerika gelegd door W. C. Mitchell en W. M. Persona, waaruit in 1917 het Committee of Ec. Research der Harvard Universiteit („Review of ec. statistics") ontstond. Daarnaast o.a. het Nat, Bureau of Ec. Research en het Inst of Economics te Washington. In Duitschland het Institut für Konjunkturforschung, onder Prof. E. Wagemann, („Vierteljahrshefte für Konjunkturforschung”)* In Engeland werkt de London and Cambridge Ec. Service („Monthly Bulletin") met het Harvard Committee samen. Daarnaast geeft „The Economist een „U.K. index of business activity" in de vorm van één op 14 gegevens gebaseerde curve. Het Institut de Statistique de l’Université de Paris („L’Activité économique") werkt eveneens samen met het Harvard Committee. In Ned. publiceert het C. B. S. geregeld gegevens betreffende de C. in het „Maandschrift" en de driemaandelijks afzonderlijk uitgegeven „De Ned. Conjunctuur" en „Ec. en sociale Kron 1 ek". Ook de „EconomischStat. Berichten" geeft 3-maandelijks een uitgebreid C.-overzicht.

De Service d’Etudes Economiques van de Volkenbond heeft naast de jaarlijks verschijnende „Revue de la Situation économique Mondiale" verschillende belangrijke afzonderlijke bijdragen tot de studie der C. tot stand doen komen.

Lit.: J. M. Clark, Strategie factors in business cycles, 1934 ; G. von Haberler, Prospérité et Dépression, S. d. N. 1939 ; E. Lederer, Konjunktur und Krisen, G. d. S.

IV/1 ; W. C. Mitchell, Business cycles, 1913 ; id„ Business cycles, E.S.S. ; MüllerArmack, Konjunkturforschung und K.-potitik, H. d. S., Erg. Bnd; J. Schumpeter, Business cycles, 1938 ; A.

Spriethoff, Mod. Konjunkturforschung, 1924 ; J. Tinbergen, De Konjunktuur, 1933 ; Vérification Statistique des théories des cycles économiques I Une méthode et son application au mouvement des investissements, II Les cycles économiques aux Etats Unis, S. d. N. 1938/39 ; W. L. Valk, Conjunctuurdiagnose ; E.

Wagemann, Konjunkturlehre, 1928; id. Struktur und Rhythmus in der Weltwirtschaft, 1931; S. de Wolff, Het economisch Getij, 1929; Konjunkturforschung und K.-Theorie, Sehr. d. Vereins für Sozialpolitik, 173. Bnd. 1928. zie: Ook Crisis.