De weg waarlangs door de neus en mond ingeademde lucht de beide longen bereikt.
De ‘bovenste luchtwegen’ bestaan uit het gebied van de neus tot aan het strottenhoofd, met erbij de neusbijholten (sinussen) en de keelholte (farynx). Ze zorgen dat ingeademde lucht wordt verwarmd en bevochtigd voordat die naar de longen gaat. Dit gedeelte van de luchtwegen helpt ook ziekmakende organismen (bacteriën, virussen en schimmels) en giftige stoffen tegen te houden.
De ‘onderste luchtwegen’ bestaan uit de luchtpijp en de twee vertakking ervan (de bronchiën, enkelvoud ‘bronchus’) naar de beide longen. Elke bronchus vertakt zich in kleinere vertakkingen, die zich ook weer vertakken enzovoort. De kleinste vertakkinkjes gaan uiteindelijk in de longblaasjes over.
