Cel die groeit in het lichaam van een vrouw en waaruit na bevruchting door een mannelijke zaadcel een nieuw iemand kan ontstaan.
Bij de geboorte van een meisje zijn de eierstokken al voorzien van meer dan 2 miljoen onrijpe eicellen. Gedurende het leven, vanaf de puberteit tot de menopauze, komt er elke maand één eicel vrij. Wanneer deze eicel niet wordt bevrucht, gaat hij dood en verdwijnt hij met de menstruatie (ongesteldheid; in België: maandstonden/regels) uit het lichaam. Vindt er wel bevruchting plaats, dan is de vrouw zwanger. Een enkele keer worden twee eicellen tegelijk rijp. Als ze allebei bevrucht worden, kan dat tot een tweeling leiden. Het grote verschil tussen de voortplantingcellen van man en vrouw is dat de man dagelijks miljoenen zaadcellen aanmaakt, terwijl de vrouw geboren wordt met een vast aantal eicellen in haar lichaam en er gedurende haar leven geen nieuwe meer bij maakt. Aan het eind van haar leven heeft de vrouw nog vele ongebruikte eicellen in het lichaam over.
