De „Vereeniging tot opneming en opvoeding van verwaarloosde weezen, gevestigd te Nijmegen” heeft haar ontstaan te danken aan den heer Joh. van ’t Lindenhout, die op 1 Juni 1863 besloot weezen, wien geen goed tehuis kon aangeboden worden, tot zich te nemen en ze — door Christenliefde gedrongen — op te voeden.
Het werk van George Muller te Bristol en van August Hermann Francke te Halle heeft zeker het zijne bijgedragen tot dit besluit, maar niet minder het lot van den armen wees in dien tijd. Dit was verschrikkelijk. Door uitbesteding trachtten de armbesturen zoo goedkoop mogelijk hun pupillen geplaatst te krijgen, waardoor de stakkerds op vreeselijke wijze werden uitgebuit.
De eerste gave, die „Vader van’t Lindenhout” ontving voor dit doel was f 4.60. 1 November 1863 kon hij de eerste weezen opnemen in het tehuis Lange Brouwerstraat te Nijmegen. Hij ging uit van het principe: „Weezen gratis opnemen en met hen leven uit de hand des Heeren”. Weldra was het groote huis in de Lange Brouwerstraat te klein. Heerlijk waren er de gebedsverhooringen.
Op ongedachte en onverwachte wijze werd door de gebroeders Jansen in Maart 1866 een stuk land aangeboden te Neerbosch om daar een nieuw weeshuis te bouwen. Het eerste huis aldaar werd 9 Mei 1867 door een veertigtal weesmeisjes betrokken. De jongens bleven voorloopig met de familie van ’t Lindenhout te Nijmegen wonen. Steeds breidde het aantal weezen zich uit. Het eene huis na het andere verrees, zonder dat er eerst bestek en teekening van gemaakt was en niet eerder, dan nadat de geldmiddelen aanwezig waren, die meestal op zeer bijzondere wijze geschonken werden, daar de heer van ’t Lindenhout zijn behoeften niet aan menschen, maar alleen aan God zeide.
In 1870 werd de bovengenoemde vereeniging gesticht en kreeg rechtspersoonlijkheid. In datzelfde jaar werd een aanvang gemaakt met de uitgave van Het Oosten, dat gedrukt werd op de drukkerij der Inrichting, die onder leiding van den heer P. J. Milborn stond.
Later ging de geheele Stichting over naar Neerbosch en werd ze een brandpunt van geloofsleven in Nederland. Door geschenk, ruiling en koop werd het terrein steeds vergroot, zoodat men nu terecht kan spreken van een „Weezendorp”. Een wandeling door dit dorp duurt pl.m. één uur. Men treft er nu aan: zes zeer groote paviljoenen, waar de kinderen verzorgd worden; een bewaar- en lagere school; vakscholen voor opleiding der jongens tot koper- en blikslager, kleermaker, bakker, timmerman, schoenmaker, meubelmaker, smid, zetter, drukker, boekbinder, schilder, tuinman en boer; een vakteekenschool, een zang- en muziekschool, een kapel met catechisatiekamer, keuken, magazijnen, kantoren, naaikamer, woningen voor Directie en gehuwde medearbeiders, badlokaal, wasscherij, ziekenhuis enz. De meisjes worden opgeleid voor dienstbode en ontvangen haar opleiding in de verschillende gebouwen. De aaneengesloten oppervlakte der Weesinrichting is 61.45.31 H.A.
De heer van 't Lindenhout heeft zijn stekje mogen zien groeien zoo reusachtig, dat het hem te machtig werd. Moeilijke tijden moest de stichting doormaken om gelouterd te worden. 12 Juli 1903 nam de Stichter afscheid als Directeur en werd vervangen door Ds en Mevrouw J. Schrijver—van der Woerdt.
Nieuwe banen werden toen ingeslagen. Neerbosch’ Stichting werd gestichtsgemeente der Nederlandsch Hervormde kerk. De Directie eet niet meer mee uit den algemeenen pot, maar krijgt vast salaris. De groote schuld werd gedelgd door een nationale collecte. De stichting werd voorzien van electriciteit voor licht en kracht, gas en centrale verwarming.
De groote herdenkingsdagen: 25-, 50- en 60-jarig bestaan werden op waardige wijze gevierd. Toen de Stichter 80 jaar oud werd, onthulden de oud-weezen een borstbeeld van „Vader van ’t Lindenhout” in den tuin van het Moederhuis.
Ds en Mevrouw Schrijver traden af 1 November 1926 om plaats te maken voor Ds en Mevrouw J. G. Steenbeek Jr—Schrijver, die begin Maart 1928 hun zeer moeilijke taak neerlegden.
In de vacaturen is voorzien door de benoeming van Ds en Mevr. H. Kluin—Spijkervette Angeren, die in Mei 1928 hopen aan te treden.
Na het invoeren der kinderwetten werden ook voogdijkinderen opgenomen. Het aantal weezen, dat geheel of gedeeltelijk te Neerbosch is opgevoed, is niet op te geven. In ons gansche vaderland en ver daarbuiten treft men oud-weezen van Neerbosch’ Stichting aan, die het voor een groot deel ver gebracht hebben in de maatschappij.
Tegen een matige vergoeding worden nog steeds kinderen opgenomen, wien na volbrachten leertijd een plaatsje in het maatschappelijk samenleven bezorgd wordt.
Den laatsten tijd stijgt het aantal verpleegden niet. Of de gezinsverpleging, die hoogtij schijnt te gaan vieren, betere resultaten zal brengen, moet de tijd leeren, ofschoon te vreezen staat, dat de kinderen, als in Van ’t Lindenhout’stijd, de dupe zullen worden.
Het aantal verpleegden op 31 December 1927 bedroeg 242 jongens en 175 meisjes, waarvan 127 jongens en 98 meisjes voogdijkinderen waren.
Het aantal medearbeidenden was toen 32 mannelijke en 19 vrouwelijke (de Directie, ’t schoolpersoneel enz. inbegrepen).
De inkomsten over 1927 bedroegen f 208.872.68, waarvan f 14.090.88 aan schenkingen en erflatingen en f 15.768.22 opbrengst der Neerboschcent. De uitgaven over dat jaar waren f 208.521.94.
De Stichting is iederen werkdag, behalve des Zaterdags, te zien van 9—12 en van 2—4 uur. Bij Neerbosch’ Boekhandel zijn o.a. te verkrijgen boeken over haar handelende.