Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Tobias

betekenis & definitie

is de naam van een der Apocriefe boeken, ook wel het boek Tobit geheeten. Het draagt zijn naam naar den hoofdpersoon, een zekeren Tobias, een Israëliet uit den stam van Naftali, die behoorde tot de ballingen welke door de Assyriërs waren weggevoerd, en woonachtig was in Ninevé.

Het bevat een verhaal van de merkwaardige lotgevallen van dezen Tobias en diens zoon, eveneens Tobias geheeten. De vader was, zoowel toen hij nog in het land Kanaan woonde, alsook gedurende zijn verblijf op heidensch grondgebied, een nauwgezet wetsgetrouw Israëliet, die zich door talrijke goede werken onderscheidde, onder meer ook door het begraven van volksgenooten welke de koning Sanherib ter dood had gebracht.

Toen dit den koning werd overgebracht, zag Tobias zich genoodzaakt te vluchten, en al zijne goederen werden geplunderd, zoodat hij niets overhield dan tien talenten zilver, die hij vroeger aan een zekeren Gabaël te Rhage in Medië in bewaring had gegeven. Na den dood van Sanherib kon hij weer in Ninevé terugkeeren; doch toen hij daar zijn vroegere handelwijze voortzette en eens, wegens zijne onreinheid omdat hij een lijk begraven had, den nacht in de open lucht doorbracht, werd hij door blindheid getroffen omdat vogeluitwerpselen in zijn oogen geraakten.

Eenigen tijd daarna zond hij zijn zoon naar Rhage om de tien talenten zilver te halen. Hij zocht daartoe een reisgenoot voor den jongen Tobias, en de engel Raphaël bood zich in de gedaante van een volksgenoot, Azarja, als zoodanig aan.

Op de reis bij den Tigris gekomen, ving de jonge Tobias bij het baden een visch, waarvan hij op bevel van zijn metgezel hart, lever en gal bewaren moest. De beide eerste waren hem van dienst om den boozen geest Asmodeus te verdrijven, die reeds zeven echtgenooten van zijn nicht Sara, dochter van Raguël in Ecbatana, in den bruidsnacht had omgebracht, toen hij haar bruidegom werd.

De laatste diende tot genezing van zijn blinden vader, toen hij met zijn jonge vrouw en het geld, dat Raphaël gedurende de bruidsdagen uit Rhage gehaald had, weer was teruggekeerd. Het boek eindigt met een dankgebed van Tobias, en de beschrijving van zijn dood, alsmede van dien van zijn zoon.