is het tijdvak in de cultuurgeschiedenis, waarin de menschen zich bedienen van steenen werktuigen; hetzij van geslagen steen (in het paleolithicum) of van gepolijsten steen (in het neolithicum). Het steentijdperk gaat dus vooraf aan den metaaltijd, die verdeeld wordt in bronstijd en ijzertijd.
Dat steentijdperk ligt voor de meeste volken ver in het verleden. Toch zijn er nog volken, die in den steentijd leven, bijv. de Pësëchëms op Nieuw-Guinee.
Maar voor vele volken ligt het steentijdperk in den aanvang der menschelijke geschiedenis. Zoo is de steentijd al heel vroeg geëindigd in het gebied om en bij Mesopotamië; daar kwam men, volgens het onderzoek der prehistorie al spoedig tot het gebruik van koper. (Hugo Obermaier, Der Mensch der Vorzeit p. 526).
Misschien is de woonstede van Tubal-Kaïn hier geweest, zoodat de prehistorische gegevens dan bevestigen de waarheid van Gen. 4 : 22.In den Bijbel komen nog eenige herinneringen aan den steentijd voor. Kenmerkend voor den jongeren steentijd zijn n.l. de megalithische momenten, waartoe ook de dolmens" behooren. Een voorbeeld daarvan vinden wij in Deut. 3:11 dat door P. Karge in zijn werk Rephaim aldus wordt gelezen: Zijn dolmen, zijnde een dolmen van basalt is zij niet te Rabba der kinderen Ammons (een dolmen is een hunebed meteen deksteen). Nu is het merkwaardig, dat dus de z.g. Refaietische bevolking (Refaieten, Emieten, Zamzumieten, Zuzieten) waarschijnlijk nog in den jongeren steentijd leefden. Wanneer wij nu hun woonplaatsen nagaan, zooals de Bijbel die aangeeft (Oost-Jordaanland; het dal Refaiem ten Zuiden van Jeruzalem) dan vinden wij een merkwaardige overeenkomst met de verspreiding van de neolithische bevolking in Palestina, zooals het prehistorisch onderzoek dat leert.
Er is nog iets in den Bijbel, dat ons een herinnering aan den steentijd geeft. De besnijdenis door Zippora (Exod. 4 : 25) en door Jozua (Joz. 4 : 3) geschiedde met steenen messen. Nu worden voor heilige handelingen vaak nog oude dingen gebruikt; dat de besnijdenis hier geschiedde met steenen messen kan wijzen op het heilige van de besnijdenis en den hoogen ouderdom van deze plechtigheid.
In Nederland zijn op verschillende plaatsen werktuigen uit het steentijdperk gevonden. Het oudst zijn de artefacten van Rijkholt in Zuid-Limburg; die zijn uit het Mesolithicum (den overgang van Paleolithicum naar Neolithicum). Uit den jongeren steentijd in Nederland kennen wij de hunebedden en de grafheuvels.
Zie voorts de art. Paleolithicum, Neolithicum, Magdaleniën, Mousteriën.