of Solo.
A. Het Oostelijk deel der beide Vorstenlanden op Midden-Java, dat kort geleden tot Gouvernement verheven werd. Westelijk begrensd door de vulkanen Merapi en Merbaboe, en Oostelijk door den vulkaan Lawoe. Groot 117.9 Q geographische mijlen. Getal inwoners 2 millioen. Verdeeld over de Afdeelingen: Soerakarta, Klaten, Bojolali, Scragen en Wonogiri. Rijstbouw, suikerriet (vooral tusschen de steden Djocja en Solo), tabak, en de kleinere cultures: koffie, thee, vanille en indigo. Door de vlakte stroomt de hoofdrivier, de Solo. Spoor- en tramlijnen geven goede verbindingen naar de andere deelen van Java, en uitnemende wegen vergemakkelijken het handels- en personenverkeer.
Nog meer dan in de Residentie Djocjakarta ziet de Javaan in het Gouvernement Soerakarta den naglans van Matarams glorievol Rijk; de Soesoehoenan, de meerdere van Djocja’s Sultan, heeft het bewind, dat hij voor een stuk deelt met den Mangkoe Negoro; al staan die Inlandsche vorsten onder Neerlands heerschappij, zij zijn toch de bewindhebbers der aloude dynastie.
Te Prambanan, nabij de Djocjasche grens, wordt nog een heele reeks tjandi’s (tempelruïnen) gevonden.
De bevolking in haar geheel, in naam Mohammedaansch, is maar slap-Islamietisch; inde Afdeeling Klaten wonen verscheidene Javaansche varkensslagers, en in Wonogiri zijn de menschen nog zoo goed als geheel Animisten.
B. De hoofdstad van het Gouvernement, aan den linkeroever der Solo-rivier en aan de beide oevers van de kali Pépé, ongeveer 200 M. boven zee. Met pl.m. 140.000 inwoners, onder wie betrekkelijk vele Chineezen. Zeer uitgestrekt; dragelijk warm. De Javaansche en Chineesche bevolking vindt haar hoofdmiddel van bestaan in handel en nijverheid; de batik-industrie en de batik-handel zijn tot hooge ontwikkeling gekomen.
De hofstad: In den uitgestrekten kraton resideert de Soesoehoenan met zijn hofhouding; en in een ander gedeelte der stad heeft de Mangkoe Negoro zijn paleis met reusachtige pendopo.
De stad, waar het hart van den Islam sterk klopt, omdat er vele Mohammedaansche geleerden wonen en van haar de stuwkracht der Islamietische actie uitgaat.
Het politieke en geestelijke centrum van Java’s bevolking, en daarom wel de stad van Java genoemd.
De Zending kon eerst in 1910 toelating verkrijgen. Hoewel pas in begin 1913 begonnen, heeft zij toch al zoo groote vorderingen gemaakt, dat Solo een der meest vruchtbare en vrucht-belovende Zendingsterreinen van MiddenJava geworden is. Een kort overzicht volge nog:
Twee missionaire-predikanten Dr H. A. van Andel en P. M. van Eyk, terwijl de derde, Dr J. H. Bavinck, zich voorbereidt; 3 geïnstitueerde kerken; 20 Zendingsposten met 20 Inlandsche helpers; 1710 gedoopten; 13 colporteurs ; het Evangelisatie-blad Mardi-Rahardja wordt in 21000 exemplaren per maand verspreid. 24 Zendingsscholen met 72 Inlandsche Onderwijzers, 2 Christelijke Hollandsch-Chineesche scholen (één voor meisjes), 2 Christelijke HolIandsch-Inlandsche scholen, de Koningin-Emmaschool (C. H.
I. S. voor meisjes), 1 Europeesche Lagere school, 1 Mulo-school, 1 Christelijke Schakelschool; 1 Christelijke Hollandsch-Inlandsche school te Klaten en 1 Christelijke HollandschInlandsche school te Scragen. 2 Zendingshospitalen: te Solo (250 bedden), Geneesheer-Directeur: Dr M. P. Groot; Artsen: Dr D. Verhagen en Dr A. C. van Leersum; te Klaten (70 bedden), onder leiding van Dr D. Bakker. 4 Hulphospitalen: te Wonosari, Pengging, Kartosoero en Pedan.
De Christelijke Hollandsch-Inlandsche Kweekschool, waaraan verbonden een hoogere Kweekschool, directeur H. Meyerink, leeraren: D. J. Bosman, W. Vermolen, P. de Koomen. J. in ’t Veld, J.
Frouws, H. C. Beekman en Admowasono.
Lezenswaard is: Uw Koninkrijk kome, Vijftien jaren Zendingsarbeid in de Residentie Soerakarta, saamgesteld door P. de Koomen (Uitgave J. H. Kok, Kampen, 1927).