Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Moe’tazilieten

betekenis & definitie

Toen de Islam meerdere volkeren overwonnen had, en met de oppositie van het Christendom te kampen kreeg, werd de behoefte aan de wetenschappelijke beoefening der Islamsche theologie al sterker. De meerderheid der Schriftgeleerden in den Islam was evenwel tegen de toelating van gedachtenwisseling over strijdvragen, die onder de Moslims opkwamen en waarover de meeningen verdeeld waren; die zagen daarin een nieuwigheid en iets ongehoords, daar immers ook Mohammed zelf van dogmatiek niet had willen weten.

Maar een groep van geleerden in Babylonië, die — men weet niet juist waarom — den naam van Moe’tazalieten d. i. Afgescheidenen, ontvingen, gingen met snel toenemende vrijmoedigheid over de hoogste problemen van het Mohammedaansche geloof speculeeren; hun criterium namen zij daarbij in de menschelijke rede. Zoo leidden zij uit ’s menschen zedelijke verantwoordelijkheid de leer van den vrijen wil af; kwamen zij door hun wijsgeerige opvatting van Allah’s eenheid tot loochening van de in den Koran aan God toegekende eigenschappen en tot de voorstelling van die eigenschapswoorden als gebrekkige pogingen, om het wezen der Godheid in menschelijke woorden te beschrijven; ook beschouwden zij den Koran nog wel als Gods Openbaring, doch zij kenden hem toch, als behoorende tot Allah’s schepping, evenmin als eenig ander geschapen ding, absolute waarde toe.

Deze gruwelijke ketterij dwong de orthodoxen tot bestrijding, en daardoor weer tot een gebruik maken van de dogmatiek. In de 9de en 10e eeuw kwam het tot erkenning van het recht der dogmatiek als middel ter verdediging der van ouds overgeleverde waarheden tegen alle en allerlei nieuwigheden; waarna de voornaamste leerstukken tegen de ketterij der Moe’tazilieten (en andere dwaalleeraars) dialectisch verdedigd werden. Van groote beteekenis was daarbij de overgang van den Moe’taziliet al Asjari tot de orthodoxie, daar deze, vertrouwd met de Grieksche filosofie en met de stellingen van de Moe’tazilieten, in staat was, om de orthodoxe leer te verdedigen met de dialectische middelen van haar tegenstanders, gelijk hij dat dan ook in woord en geschrift gedaan heeft.

De Moe’tazilieten zijn, nadat de strijd over het dogma beëindigd was, als afzonderlijke groep spoedig verdwenen, doch de voornaamste leerstukken, die zij verdedigd hadden, zijn in meer of minder gewijzigden vorm in de dogmatiek der Sji’ieten, de ketters bij uitnemendheid, opgenomen. (Zie met name Snouck Hurgronje, Groote Godsdiensten.)

< >