Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Mazdeïsme

betekenis & definitie

Dit is de naam van een zeer ouden, maar nog steeds bestaanden godsdienst, die echter in onze dagen zeer in verval is geraakt. Deze godsdienst draagt onderscheidene namen.

Hij wordt Mazdeïsme genoemd naar den naam der voornaamste godheid, die alle andere góden voortbracht en door deze allen wordt gediend en gehoorzaamd. Doch hij wordt ook wel Avestisme genoemd naar den canon of Magisme, omdat zijne priesters als magiërs bekend stonden.

Doch ook de naam Parsisme wordt er voor gebezigd naar de tegenwoordige belijders dezer religie, die vrijwel allen van Persischen oorsprong zijn. Ook noemt men deze religie Zoroastrisme naar den Griekschen naam van haar beroemden stichter.

Ook worden hare aanhangers met het woord „Guèbres” aangeduid, dat hoewel onzeker van oorsprong, in de 18e eeuw burgerrecht verkreeg door eene der tragedies van Voltaire en wordt overzet door „vuuraanbidders”.De aanhangers dezer religie zijn in beginsel monotheïsten, maar het vuur heeft in hunne heiligdommen een eereplaats. Zij vormen enkele gemeenten, die voornamelijk uit welgestelde kooplieden bestaan. In het geheel zijn er ongeveer 100.000 Mazdeïsten, waarvan pl.m. 10.000 in Perzië wonen, in de oude stad Yezd en in het Zuid-Oostelijk deel van Perzië in de Kirmam. Maar er wonen ook Mazdeïsten in de groote steden, Shiraz, Ispahan, Téhéran, etc., alsook in Russisch Transcaucasie, te Baku. De overige Mazdeïsten, die aan de Mohammedaansche vervolging ontsnapt zijn, wonen langs de Westkust van Hindustan, voornamelijk te Surate en Bombay. Deze laatsten zijn, dank zij de rust, die zij mochten genieten in hun nieuwe vaderland, in staat geweest een deel der oude heilige boeken van Zoroaster te bewaren en overblijfselen van het oude ritueel. Ondanks de hardnekkigheid, waarmede zij vasthouden aan het van de vaderen overgeleverde, vormen zij slechts een ruïne van wat het Mazdeïsme eenmaal was.

Uit zedelijk oogpunt stond het zeer hoog. Het predikte zedelijke reinheid en uit religieus oogpunt verbond het de idee eener nationale godheid met die van den onfeilbaren Souverein, die gerechtigheid en ontferming beoefent. Het heeft een grooten invloed uitgeoefend op het Judaïsme, op het Hellenisme en op den Islam, en zelfs in de geschiedenis van het Christendom.

Het Mazdeïsme was de godsdienst van de Iranische Ariërs, wier oudste taal, die het Sanskriet nabijkomt, vroeger de Zend-taal werd genoemd, omdat hunne heilige schriften de Zend-Avesta genoemd werden. Het is echter gebleken, dat door het woord „zend” niet de taal beteekend werd, maar de verklaring van den oorspronkelijken tekst, zoodat Zend-Avesta zooveel beteekent als: de verklaarde wet. Deze verklaring is in een jongere taal geschreven, in het Pehlewi of Huzwaresch, een middel Perzische taal, die onder de heerschappij der Sassaniden landstaal schijnt geweest te zijn. De taal van het Avesta werd toen reeds niet meer goed verstaan, zoodat de vertaling van de heilige teksten in het Pehlewi, die op koninklijk gezag geschiedde, niet steeds vertrouwbaar is. Vooral de oudste gedeelten van het Avesta, de Gatha’s, geven vele moeilijkheden. Vergelijking met het Sanskriet van de Vedaliederen geeft daarbij licht.

Een gedeelte der schriften, die hedendaagsche Parsi nog bezitten, kwam in 1723 door bemiddeling van een Engelschman uit Indië in de Bodleiaansche Bibliotheek te Oxford. Daar niemand het boek kon lezen, hing men het als een bezienswaardigheid voor de bezoekers op. Een facsimile van een deel van dit manuscript kwam in handen van een oriëntalist te Parijs. Een student in de Oostersche talen, Anquetil du Perron zag het en besloot niet te rusten, voordat hij de vertaling ontdekt had. Toen regeeringssteun uitbleef, nam hij dienst als gewoon soldaat in 1755, diende eenige jaren in Indië en bracht ook een aantal jaren door onder de Parsi in Surat om hunne taal en zeden te leeren kennen. Eindelijk gelukte het hem hunne heilige schriften te krijgen en kon hij in 1771 deze naar Pehlewi-vertaling overzetten.

De drie bundels van het eigenlijke Avesta zijn le het Vendidad, een bundel religieuse wetten, vooral reinigingswetten; 2e het Vispered, offerlitanie; 3e het Jasna, offerboek met liederen, die bij de offerhandelingen werden opgezegd. Tusschen deze liederen werden de Gatha’s ingevoegd, die blijkbaar zeer oude elementen zijn. Bij het Avesta behoort ook nog het KhordaAvesta, het kleine Avesta, waarin lofzangen de Jaschts en kleinere geschriften zijn opgenomen. Hierbij sluit zich een omvangrijke litteratuur aan uit den tijd der Sassaniden in de Pehlewitaal. Onder deze is het Bundehesch vooral bekend. Ook in het epos van Firdusi, Schah-Name (het koningsboek), werden oud-Persische sagen bewaard.

In hun bloeitijd hebben de Perzen een groot wereldrijk gesticht, dat zich van den Indus uitstrekte tot de Aegaeische zee en Egypte. Uit religieus oogpunt hebben zij zich onderscheiden door een godsdienststichter of hervormer eenerzijds en door het geloof in een persoonlijk God anderzijds. De man, die als stichter wordt genoemd, is Zarathustra of Zoroaster, zooals de Grieken hem noemen. Hij was een groote figuur, die een wettischen godsdienst heeft gesticht, waarin de reinigingen een groote rol hebben gespeeld. Zarathustra was een soort profetische persoonlijkheid. In de Gatha’s verschijnt hij als een voorbidder van het volk, die bij Ahuramazda pleit en diens naam verheerlijkt.

Hij heeft ongetwijfeld een diepen indruk op het volk gemaakt en het op hooger peil gebracht. Spitama Zarathustra is pl.m. 660 voor onze jaartelling geboren in Rhages, in het Noord-Oosten van Perzië, ontving een adellijk-priesterlijke opvoeding. Op 20-jarigen leeftijd trok hij zich uit de wereld terug en op 30-jarigen leeftijd begint zijn openbare werkzaamheid. Aanvankelijk scheen hij niet te zullen slagen, daar hij maar één bekeerling maakte namelijk zijn neef en eersten apostel Maidhyói-Maonha. Na nogmaals 10 jaren begaf hij zich door een goddelijke inspiratie aan het hof van koning Vishtäspa (Hystapes). Hij kwam de intriges van afgunstige priesters te boven.

De koning en zijn hoofdofficieren werden bekeerd en daarna het gansche volk. Zijn propaganda strekte zich later uit tot Baktrië, waar zijn leer zulk een opgang maakte, dat men wel eens geloofd heeft, dat hij daar geboren was. Hij stierf in 583 op 77-jarigen leeftijd in een veldtocht tegen de Turaniers. Zijn levensbeschrijving is met vele wonderverhalen opgesierd. Sommigen als b.v. Tiele, Kern, e. a. ontkennen, dat hij een historisch persoon is geweest, maar de meesten houden hem daarvoor wel.

Groot verschil bestaat er ook over de bepaling van den tijd, waarin hij zou zijn opgetreden. Grieken spreken van 6000 jaren voor Plato. Zeker is, dat Herodotus reeds weet van hun gebruik om de dooden niet te begraven, voordat zij door een hond zijn rondgesleurd. De Perzische koningen lieten zich echter begraven, zoodat destijds het verbod van begraven en verbranden nog niet algemeen was, ook al werd op het grafteeken van Darius Hystapes Auramazda hoog verheerlijkt. Er zijn er ook, die Zarathustra’s leven stellen tusschen 1500 en 900 voor Christus (b.v. Mills in de Sacred Books of the Easf).

De traditie kent de samenstelling van het Avesta aan Zarathustra toe. Hij zou het aan den Medischen koning ter lezing gegeven hebben. In de werkelijkheid is het echter een compilatie van stukken uit onderscheiden tijden en van verschillende auteurs. Het dialect, waarin het boek geschreven werd, is Medisch ofBaktrisch, dat als heilige taal der Magiërs werd bewaard.

Volgens Perzen zou Alexander de groote hunne heilige schriften in Persepolis hebben verbrand. Doch het gansche Avesta ging niét onder. Toen 256 voor Christus de Grieksche heerschappij eindigde, ontstond het rijk der Parthen. Een Parther koning, Walkasch (Vologeses) zou de verstooide heilige schriften verzameld hebben en de priesters zouden het verloren deel uit hun geheugen hebben aangevuld. Een sterke opbloei dezer religie had plaats onder de regeering der Sassaniden van 226 na Chr. tot de Mohammedaansche overheersching. Koning Ardeschir zou de canon hebben vastgesteld.

Toen ontstonden de Pehlewi vertalingen en de nieuwe geschriften in deze taal, die later door het Farsi werd vervangen. Na de komst der Mohammedanen bleven er nog armzalige overblijfselen in Perzië achter, terwijl een groot aantal emigreerde naar Indië’s Westkust, waar er pl.m. 85.000 wonen.

In de Gatha’s, de oudste gedeelten van het Avesta, wordt Ahura Mazda (Heer) aangeroepen als alwetend, als de eene persoonlijke, volkomen reine, heilige God, Schepper der wereld. Hij wordt ook aangeroepen onder den naam Spento Mainju, de vermeerderende geest, wiens tegenstander Angro Mainju is. Hij heeft 19 heilige namen en 22 bijnamen. Hij is machtig, maar niet almachtig, daar hij beperkt is door den boozen geest, waarover hij ten slotte zal heerschen. Zijn wapen is Zurvan of Zrvan Akarana, de grenzelooze tijd, die alles doodt. Met de schepping dezer materieele wereld, is de tijd beperkt geschapen, opdat het booze beperkt zal zijn, maar na deze herneemt hij zijn ware natuur.

De boden en helpers van Ahura Mazda zijn de AmeshaSpenta’s, de heilige onsterflijken, die uit Ahura’s wezen zijn voortgekomen en personificaties van goddelijke eigenschappen zijn. Zij zijn zeven in getal. De drie eersten staan ter rechter, de andere drie ter linkerzijde. Elk dezer heeft dienende geesten onder zich. De eerste is Vohu-Manó, de goede gedachte. Hij representeert de gedachte van den schepper, de onfeilbare wijsheid, die zijn werken begeleidt.

In het wit gekleed leidt hij de zielen der rechtvaardigen in het paradijs. De tweede is AshaVahista, de uitnemende rechtheid, die de algemeene orde voorstelt, de natuurwetten zooals Ahura deze in den hemel denkt en de zedewet, die de mensch op aarde heeft te betrachten. Hij waakt er voor, dat in de hel door de daemonen maat in de pijniging wordt gehouden. Met Ahura Mazda vormen deze een drieëenheid. Hierbij sluit aan als derde Khshathra Vairya, de begeerenswaardige heerschappij, de goede regeering. Hij is de engel van Ahura’s majesteit.

Als de machtige beschermt hij de zwakken, wier zaak hij bepleit voor Ahura’s troon. Na dezen volgt Spenta-Armaiti, de weldoende deemoed. Haar taak is de aarde rein te houden. Haurvatat, de ongereptheid, de fysieke en zedelijke gezondheid. Deze waakt over de wateren, die alles doen groeien. Zij is schutsengel van dagen en maanden.

Met haar vereenigd is Ameretat, de onsterfelijkheid. Zij laat de heilige geneeskrachtige planten groeien. En eindelijk als zevende geldt Sraosha, de gehoorzame. Deze Amesha Spentas zijn voortgebracht door Ahura Mazda. Onder deze staan een onbegrensd aantal Yazatas, d.i. de vereerenswaardigen. Tot deze groep wordt ook Sraosha wel gerekend, die met Mithra en Rashna een trias vormt in den strijd tegen de meineedigen, die de bezworen wet verkrachten.

Mithra wordt aangeroepen om genezing, om overwinning, om heiliging. Hij heeft 1000 ooren en 10000 oogen. Deze Mithra wordt als een oud-Arische godheid beschouwd, die in het volksgeloof vasten bodem had. Den regen geeft Tistrja en Va ju is god van den wind, Verathragna is de god der overwinning, terwijl Anahita overeenkomt met Astarte (zie het artikel Maangodin). Haoma is de personificatie van het heilig sap, dat levenskracht schenkt, die de wereld doet groeien, den dood verdrijft. Atar is het vuur, Ahura Mazda’s zoon.

Er zijn vijf vuur-soorten, terwijl het altaar der Perzen in zichzelf heiligheid heeft. De Fravashi’s zijn beschermgeesten van stammen en individuën.

Evenals in de Veda bekleeden ook in het Avesta de daemonen een groote plaats. Er zijn er, die in de Veda als goede geesten of góden worden genoemd, en in het Avesta booze geesten zijn geworden. In het Avesta wordt in die daemonenwereld eenige orde gebracht. In de Veda kunnen goede góden rampen zenden, maar in het Mazdeïsme is dit een blasphemie. Noch de godheid, noch eenig rein geschapen wezen kan kwaad doen. Daarom spant de Mazdeïst zich in om aan te toonen, dat het water niet doodt doordat men er in ondergaat, noch het vuur door verbranding.

Het denken van Zarathustra over den oorsprong van het kwaad drong hem in dualistische richting. Het kwade kwam op uit de onzienlijke wereld, dus moet daar om het kwaad te overwinnen de eeuwige vijand worden gezocht. De goede wezens had hij in een hierarchische rangschikking gebracht, terwijl elk een eigen taak heeft. Daarom moest tegenover elk goed wezen een boos wezen worden gesteld, altijd ingespannen om het goede te bestrijden.

Ahura-Mazda, het immanente goede, eeuwig, begin- en eindeloos, heeft tegenover zich AnraMainyu, de booze geest, gewoonlijk bekend als Ahriman of Aharman. Deze had een begin en zal een einde hebben door af te dalen in de diepste afgronden om er niet meer uit op te komen. Dan zal het goede alleen heerschen. Hoe is Ahriman nu ontstaan, indien hij niet eeuwig is ? Hij is of een gevallen engel of boos geschapen. Voor den val der engelen is in het Mazdeïsme geen plaats. Ware Ahriman volmaakt geweest, hij had niet kunnen vallen.

En indien hij boos geschapen was, dan zou Ahura Mazda de oorsprong van het kwaad zijn. Ook dit is verwerpelijk, doch de Mazdeïstische theologie, die eenmaal uitging van de tegenstellingen tusschen goede en booze geesten, moest door de logische ontwikkeling zelve komen tot een tegenstelling in het hoogste, dus tot twee wezens. Tegenover den koning des hemels moest er wezen een koning der hel. Dit was Ahriman. Zoolang Ahura Mazda alleen was en in zichzelven besloten bleef, kon er geen kwaad zijn. Doch van het oogenblik af, dat de goede gedachte uit hem voortkwam, moest ook de booze ontstaan als tegenwicht.

Het denken baart den twijfel. Ahriman is de twijfel van Ahura Mazda.

Zij zijn dus tweelingen, die leven en dood baren; de twee aangezichten, licht en duisternis, het onafscheidelijk paar, wier antagonisme het worden veroorzaakt. Zoo wordt het begrijpelijk, dat Ahriman’s nederlaag en ondergang beteekent, dat hij met de gansche schepping in den schoot van Ahura Mazda wederkeert. Alles keert weder tot rust, het onbeweeglijk evenwicht, het einde der wereld.

Anra-Mainyu is een geestelijke macht, dooreen menigte van booze geesten omringd, die zijn booze raadslagen volbrengen. Dit zijn de dévas, waarvan zeven archidaemonen op den voorgrond treden: Aka-Manó, de slechte gedachte, de negatie van Voha-Manó; Indra staat tegenover Asha Vahista en Sauru tegenover Khshathra Vairya enz. zoodat de Amesha-Spentas elk eene tegenstelling hebben. De overige dévas staan tegenover de Yazatas, doch onder deze houdt de symmetrie der tegenstellingen op.

De scheppingsleer van het Mazdeïsme is van jongeren datum en vooral in het Bundehesch bewaard.

Het eerste probleem is: waarom heeft Ahura Mazda, die alleen heerschte, dit universum geschapen, waar hij slechts na een lange worsteling met het booze overwint? Deze vraag wordt niet rechtstreeks beantwoord, maar wel wordt gezegd onder welke omstandigheden Ahura Mazda de wereld schiep. Ahriman poogt een inval in den hemel te doen, Ahura Mazda biedt den vrede aan, maar de daemon ziet dit aan voor zwakheid. Dan wordt er een tijdvak van 9000 jaren voor de worsteling bepaald en als dit voorstel werd aangenomen, begint de schepping. Deze onsamenhangende mythische voorstelling heeft ten doel de schepping als de eerste daad in den strijd tusschen Ahura Mazda en Ahriman aan te wijzen. Deze strijd is een Eranische vorm van den mythischen strijd tusschen licht en duisternis. Voor de schepping was Ahura Mazda in den hoogsten hemel, Ahriman in den diepsten afgrond der hel, doch pogende den hemel te bestormen.

Om de inklimming te verhinderen werd halverwege eene versterking gebouwd. Daarop behoorden verdedigers. Deze zijn de menschen, die door Ahriman met ziekten en plagen bestookt worden. Tegenover hun gaven en deugden stelt Ahriman telkens zijn kwalen, b.v. tegenover de planten en de dieren zaait Ahriman vergiffen en schadelijke dieren. Zoo staat heel de schepping in een dualistisch teeken.

Drie duizend jaren was de geestelijke wereld geschapen en heerschte Ahura Mazda daarover, toen Ahriman zijn inval daarin deed. Toen schiep Ahura Mazda de stoffelijke wereld in zes perioden, den mensch het laatst. Dit duurde weder 3000 jaren en in dien tijd werd Ahriman onmachtig gemaakt door de gebedskracht van 21 woorden, die Ahura Mazda had opgezegd. En toen hij uit zijne verdooving ontwaakte, begon hij een tegenschepping. Dit was het duel der twee geesten, dat weder 3000 jaren duurde. Eindelijk werd Zarathustra geboren en daarmede begon de nederlaag van den booze, dank zij de leer van den profeet en na nogmaals 3000 jaren zal de overwinning volkomen zijn.

Ahriman zal dan terugkeeren tot zijn duisternis en het Licht niet meer verdonkerd worden. Het scheppingsverloop werd aldus gedacht: eerst werd de hemel geschapen, dan het water, vervolgens de aarde, dan de planten en de kudden en eindelijk de menschen. De mensch werd door Ahura Mazda voortgebracht als jongeman van vijftien jaren, schoon en slank van bouw. Zijn naam was Qayomert (GayaMaretan), de levende sterveling. Doch Ahriman doodde hem. Al stervende liet hij zijn sperma vallen, gereinigd in het licht der zon.

Een derde deel daarvan nam Spenta-Armaiti en 40 jaren later kwam het eerste menschenpaar voort uit de aarde onder den vorm van een struik met 15 bladeren en de twee nieuw geborenen waren 15 jaren. Deze tweelingen Mashya, de sterfelijke en Mashyana vereenigen zich en twee kinderen van verschillend geslacht werden geboren. Maar zij verslinden deze. Daarna schenken zij het leven aan zeven andere paren, die in het leven blijven. En uit deze is de menschheid gesproten. Maar terzelfdertijd wordt uit een andere struik uit Gayomert’s wortel een ras van onreine wezens geboren.

Ahriman misleidde de menschen door een leugen en hun ziel moest daarom tot de laatste opstanding in de hel blijven. Deze val was dus geheel anders dan die van Adam en Eva, want het booze was er reeds en de zedelijke eigenschappen, die in den mensch als Gods beelddrager gegrond waren, ontbreken hier geheel.

De aarde is een platte schijf, waarboven de sfeer des hemels. Tusschen deze twee verheft zich de berg Hara Berezaiti, vanwaar de zon, de maan en de sterren opgaan, vanwaar de rivier Anahita afdaalt en waar een god de Haoma heeft neergelegd. Deze groote uitgestrektheid wordt in 7 zones ingedeeld, de zeven Karshvare’s, waarvan alleen de middelste bewoonbaar is. Tusschen deze cirkels en rondom de aarde stroomt de groote oceaan, Vourukasha, de breede afgrond, die het tooneel is van allerlei miraculeuse scènes. Daaruit stijgen zegenrijke dampen op, die zegen geven. In het Westen is het Puitika meer, waarheen de onreine wateren vloeien, die gereinigd worden en dan naar de Vourukasha terugvloeien.

Aan de Vourukasha is ook de boom Gaokerena, die de witte Haoma voortbrengt en andere hoornen en ook vogels. In het midden der zee is de driebeenige ezel, die met zijn gebalk de booze wezens verdrijft.

Het Mazdeïsme kent, vereenigd met het paradijs, een zondvloed. Ten tijde der gouden eeuw heerschte koning Jima. Ahura Mazda verkondigde hem, dat er een wintertijd zou komen en een overstrooming. Jima moest daarom een vierkanten hof aanleggen en daarheen het zaad van menschen, dieren en planten benevens het vuur overbrengen. De hof moest slechts één deur hebben en door een venster het licht ontvangen. Zoo werd de menschheid gered.

De gouden eeuw van geluk hield op, zoodra Jima leugenachtig werd. Toen vloog in de gedaante van een vogel de majesteit van hem weg. Hij werd sterflijk. Na zijn dood kwam Azhis Dahaka, de bijtende slang, beeld van Ahriman, tot heerschappij. De woonstede dier slang was Bawri, d. i. Babylon.

Van daaruit doet zij een aanval op Iran, maar wordt door Thraëtona gedood. Deze geneest daarom slangenbeten. Tegenover Jima, die de wet van Ahura Mazda niet wilde verkondigen, staat Zarathustra, die dus Jima’s tegenbeeld is en magische en cultische wapenen bezit tegen de daemonen. Maar ook Zarathustra sterft, doch met zijn toekomstigen zoon wordt de hoop verbonden op een eindelijke overwinning der booze macht. Hij zal geboren worden aan het einde van 12000 jaren uit een maagd, die in een meer een bad neemt ter plaatse, waar de stervende Zarathustra sperma achterlaat. Zijn naam zal wezen Soashyant (Söshans), de heiland, de redder.

Bij zijn komst ontwaken de dertig slapenden, 15 mannen en 15 vrouwen, onsterfelijke helden, die sluimerend zijn geboorte afwachten en wakker worden om hem bij zijn werk te steunen. De komst van dat Rijk is in de Gatha’s reeds verkondigd, maar in latere geschriften uitgebreid. Naarmate de politieke verhoudingen donkerder werden, worden de verwachtingen breeder uitgemeten en schooner geschilderd. De tweeduizend jaren, dieSaoshyant’s geboorte voorafgaan, zijn dagen van geweldigen strijd. Doch zij worden gevolgd door Fraschokereti, de wereldvernieuwing en de opstanding der dooden. De eerste, die opstaat, is de held Keresaspa, die met een knots de druje, d. i. de kwaadaardige daemon van de sluwe listen doodt, de wereld regeeren zal om het koningschap over te laten aan den ouden roemrijken legendarischen koning, Kavi Husravah, die 57 jaren regeeren zal onder Saoshyant’s gezag, die zijn hoogepriester zal wezen.

Dan zal koning Vishtdsp opstaan en zal Saoshyant zijne waardigheid overgeven aanzijn vader Zarathustra, zoodat alies is teruggekeerd tot het punt, waar het was, toen de profeet kwam. Dan zal de wereld rijp zijn voor Ahura Mazda’s overwinning.

Alle dooden staan op voor het laatste oordeel. Dit neemt den vorm aan van het Perzisch godsoordeel. In een zondvloed van vloeiend metaal worden de boozen verbrand, zoodat zij voor eeuwig verdwijnen. De goeden en zij, wier overtredingen in een soort vagevuur gereinigd worden kunnen, gaan door dien gloeienden stroom als door een lauw bad. Zij gaan over de brug Tschinvat door vuur en daemonen behoed. Mithra, Sraosha en Raschnu zijn de doodenrichters.

De werken der menschen worden gewogen, de boozen vallen van de brug af in de hel, die onder de brug gaapt. De rechtvaardige, door Sraosha geleid, komt er goed over. De geuren van het paradijs waaien hem tegen, een schoone jonkvrouw, personificatie zijner goede belijdenis, voert hem tot de goede gedachte, de goede woorden en de goede werken. Door deze drie voorhoven des paradijses komt hij tot het eeuwige licht. Zoo is de ziel verlost. Maar ook het lichaam verrijst.

Het is in vele elementen uiteengegaan: de beenderen in de aarde, het bloed in het water, het leven in het vuur, het haar in de planten enz. Maar de ziel brengt deze in den jongsten dag weder samen, zoodat de mensch ter plaatse, waar hij stierf, weder opstaan zal. Maar allen, die de vuurproef doorstaan, zullen Ahura Mazda prijzen. De booze geesten worden door de Amesha Spenta’s gedood, de booze slang en Ahriman door Ahura Mazda zelven vernietigd. De wereld is dan geheel rein en al wat leeft, gaat in de onsterfelijkheid en hemelsche volkomenheid.

De zedeleer van het Mazdeïsme draagt het karakter van de voorstellingen, die het van het universum heeft. De schepping is een kampplaats, de mensch een strijder. De deugdzame is hij, die de schepselen van het goede steunt, die van het kwade tegenstaat De moraal is zuiver utilistisch. Het ideëele goede kent de Mazdeïst niet. Gemeenschap en wandel met God is hem vreemd. Ahura Mazda openbaarde aan Zarathustra de handelingen, die de aarde gelukkiger maken en dus het verdienstelijkste zijn: een huis bouwen, land bebouwen, koren zaaien, vruchtboomen planten, veeteelt beoefenen.

Dit is het verdienstelijk werk. Toch zijn er ook sporen van hooger idealen. Aan het hoofd dergenen, die de aarde genieten, plaatst Ahura Mazda den geloovigen bidder, die Mithra en Rama aanroept. Er werd onderscheiden tusschen sociale en moreele religieuse deugden. Die rechtvaardig zijn, volgens het oordeel der wereld, zijn het nog niet naar goddelijk recht. Voor alles moet echter belijdenis gedaan met mond en hart van de Mazdeïstische religie, zooals deze in de drie credo’s is omschreven. 1°.

Fravardné: ik belijd te zijn aanbidder van Mazda, discipel van Zarathustra, vijand der daeva’s, volgeling der wet van Ahura, offerande doende enz.; 2°. Frastuyê: ik prijs en noem de goede gedachten, goede woorden, goede daden in mijn gedachte, mijn woord en daad; 3°. Astuyê: ik prijs de goede gedachte, het goede woord, de goede daad; ik prijs de goede religie van Mazda, die den twist verbant en de wapens doet neerleggen. Vijand van de boozen belijdt zich de Mazdeïst. Doch niet wordt omschreven, wie de boozen zijn. Dit worden in de practijk zij, die in den weg staan.

Veel hooger staat hetgeen Jezus predikte: oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt. Van zelfverloochening weet het Mazdeïsme niet. Wie huwt, staat hooger dan wie niet huwt. Wie een huis heeft, is beter dan wie er geen heeft. De rijke is beter dan de arme. Deze materialistische moraal staat ver van het Evangelie.

Tegen onnatuurlijke zonden worden straffen bedreigd. Doch consanguine huwlijken zijn niet zeldzaam uit sociale overwegingen. Cambyses huwde zijn beide zusters, Artaxerxes Longimanus zijn dochter, de Baktrische koning Sisimithrès zijn moeder. Zarathustra heeft inceste huwelijken niet verboden.

De zedelijke gezindheid des harten heeft geen beteekenis, maar uitsluitend de daad. Wordt deze boos geacht, dan bezoedelt zij. De zedelijke toestand van hem, die haar verricht, komt niet in aanmerking. De zonde kan toegerekend worden aan verwanten. Ook is er plaats voor een uitgebreide casuistiek. De Mazdeïst, die overtreedt, is schuldig, maar de heiden, die dezelfde daad doet, niet, omdat hij uit onwetendheid zondigde.

Overtredingen brengen in overeenstemming met haar graad straffen in het toekomend leven, maar ook reeds in dit leven door drie soorten van boetedoening: berouw, reiniging, lichamelijke kastijding. Het berouw bestaat in de opzegging van het patet, d.i. een lang gebed, waarin schuld beleden wordt, het besluit van het niet weder te zullen doen, de volbrenging van goede werken.

Doch daarmede ontkomt men niet aan de straf, ook niet aan de doodstraf, maar deze redt de zie! van het slachtoffer. De reinigingen bestaan in exorcismen door magie. Sommige zonden zijn onverzoenlijk. Deze worden zonder vonnis terstond met den dood gestraft b.v. sodomie, struikrooverij, verbranden van een lijk, of wie het langer dan twee jaren in den grond laat liggen. Behalve deze bijzondere gevallen is de doodstraf zeldzaam b.v. een lijk in het water werpen, alleen een doode dragen, of als een priester onbevoegd exorcisme uitoefent. Voor andere overtredingen is er een tarief van lijfstraffen, die met geld kunnen worden afgekocht.

Is de magie, evenals bij de andere heidensche volken, in verband met de medische hulpmiddelen factor van groote beteekenis, op zichzelve beschouwd is deze in het Mazdeïsme bijkomstig. Van veel principiëeler beteekenis is de liturgie van den grooten cultus, ook al neemt deze in het Avesta maar een zeer ondergeschikte plaats in. Deze cultus was huis-cultus. Het huis was een tempel in het klein, doch veel is er niet van bekend. De eeredienst bestond uit gebeden. Het Mazdeïsme bezit formules van zeer korte gebeden, die dikwijls herhaald werden en waaraan bijzondere kracht werd toegeschreven.

Een daarvan was die, welke Ahura Mazda gebruikt had bij de schepping, bij den eersten aanval van Ahriman. Dit bestaat uit 21 woorden, waaruit zouden zijn voortgekomen de 21 boeken van het Avesta. Zoo zijn er nog tal van andere liturgische gebeden.

De priesters droegen in het algemeen den naam van magu of athravan. Het priesterschap was erfelijk door geboorte uit of liever in de streng afgescheiden priestercaste. De priesters ondergingen een dubbele wijding. Tusschenden leeftijd van zeven jaar en drie maanden en vijftien jaar ondergingen zij een soort doopssacrament, een symbolisch bad, dat gepaard ging met het opzeggen van het patet, schuldbelijdenis, geloofsbelijdenis, gebeden enz. met de bekleeding met het priesterkleed en de gordel, die hij steeds moet dragen. Niet voor zijn veertiende jaar ontvangt de priesterzoon de laagste orde na eene proeve van bekwaamheid. Na eenige riten ondergaan te hebben, mag hij alle ceremonies van het Khorda-Avesta volbrengen (huwelijken, lijkverzorging).

Nog later ontvangt hij de volle wijding, waarna hij alle groote cultische handelingen mag verrichten. Het voornaamste van den eeredienst is het offer. In het Avesta schijnt dit de strekking te hebben van godenspijs, opdat de godheid kracht zal hebben de booze vijanden af te weren. Hierin blijkt van een grof naturalisme. Goed gevoed stelt de god zich in dienst zijner vereerders. Het offer bestaat uit een vet deel der ingewanden, dat in het vuur geworpen wordt.

Daarna wordt het offerdier in stukken gesneden, op gras gelegd, terwijl een priester de theogonie zingt, gebraden en daarna gegeten door den offeraar, maar hij kan het ook weggeven en voor de honden of roofvogels laten liggen. Het bloedig offer is echter afgeschaft. Slechts iets bleef er van over in het verbranden van een weinig vet van een schapenstaart.

Het Mazdeïsme kent ook offergaven als b.v. de parahaoma. Dit is een plantenvocht, dat gedronken wordt vermengd met gewijde melk en wijwater. Ook melk wordt geschonken. De toebereiding van al wat tot den dienst behoort, draagt den naam van Paragra. Alles gaat ook daarbij met gebeden gepaard, luide uitgesproken of zachtkens gemompeld.

De groote offers worden gebracht in den tempel van het vuur. Er zijn twee soorten van dergelijke tempels. De groote van het vuur Bahram, slechts enkelen in getal; en de kleine tempels zeer talrijk, een honderdtal in Bombay. Het vuur Bahram is een soort koning-vuur, dat geen ander naast zich duldt in het land, een troon met zes trappen, samengesteld uit zestien verschillende houtsoorten. De voorbereiding ervan duurt een jaar. De kleinere tempels zijn naar hetzelfde model gebouwd: een rechthoek van het Westen naar het Oosten, tweemaal zoo lang als van het Noorden naar het Zuiden.

Aan de Westzijde een ledige ruimte er voor, met hof en bijgebouwen, een put, boomen, enz. In het midden de ddardn of vuurkamer, gesloten naar het Westen, open naar het Oosten. Aan de Noorden Zuidzijde een venster. Het vuur troont er in een vaas op steenen voetstuk. Ook zijn er in het Oostelijk deel meerdere zalen voor gelijktijdige eerediensten. Maar in elke kapel is een vuur in een vaas op steenen voet.

Alleen zijn deze bijvuren niet steeds brandend. Na den dienst wordt het gedoofd. De ddardn brandt echter steeds. Voor de steenen voet staat de steenen tafel, waarop het offergereedschap. Naast deze tafel staat de waterkuip en daarvoor de stoel voor den priester en zijne helpers. Als de priester den stoel nadert, doet hij handschoenen aan en bevestigt voor neus en mond een sluier, opdat zijn adem het heilige vuur niet bezoedele! De sluier, padan, draagt hij bij elke cultische handeling.

Bij de Perzen is na de godheid zelve het vuur het meest eerbiedwaardig wezen en in den vuurcultus neemt het Haoma een plaats van beteekenis in. Haoma is niet maar een drank, doch een soort godheid. Bij den ingewikkelden cultus drinkt de priester daarvan. Het Mazdeïsme kent ook een cultus van het water, want dit is rein en zegenbrengend, waarbij de priester de godheid van het water aanroept, die wordt uitgenoodigd tot de offers der andere góden. Aan het slot van den dienst worden de AmeshaSpentas aangeroepen, beloften van heiligheid gedaan en een litanie aan alle góden opgezonden om onwillekeurige weglatingen te verzoenen. En ten slotte krijgt de offerende leek ook iets van den drank te genieten.

Elke dag en elk uur heeft in het Mazdeïsme religieuse beteekenis, maar er zijn toch ook feestdagen. Deze dragen de kenteekenen van het naturalisme. De zes scheppingsperioden wijzen op de zes deelen van het jaar. In het midden der lente, van den zomer, na den oogst, 30 dagen later, midden in den winter en in het voorjaar, 21 Maart, worden feesten gevierd, die met de jaargetijden saamhangen. Op het laatste feest worden de dooden gedacht. Dit is het feest der Fravashis, der voorouders.

Een eigenaardige en voorname plaats nemen de plichten tegen de afgestorvenen in. Het Mazdeïsme gelooft in het voortbestaan der ziel na den dood. De Mazdeïst heeft echter een grooten afschuw van het lijk en tracht zich te vrijwaren tegen alle aanraking met de verrotting. Nauwelijks is een zieke gestorven of toebereidselen tot de uitvaart worden gemaakt. De lijkwade wordt gewasschen, de isoleer-kamer gereed gemaakt. Twee priesters worden gehaald, die het patet opzeggen voor den stervende.

Kan deze het nazeggen, dan is zijne redding gewis. Hij ontvangt onder den vorm van eenige druppels parahom (uit planten bereid vocht) de teerkost, wordt gewasschen met water, en in witkatoenen gewaad gehuld. De gordel wordt hem omgedaan, opdat hij voor de godheid kan verschijnen met de teekenen der ware religie. Een gebed wordt uitgesproken. Hij wordt gelegd op een witkatoenen laken op den grond, terwijl twee verwanten bij hem blijven om de ashem vohu, gebedsformule, in zijn oor te spreken, als hij den laatsten adem uitblaast. Van dit oogenblik aan is hij onrein en mag niet worden aangeraakt.

Slechts de aangewezen dragers, twee in getal, mogen hem aanraken. Op het lijk mag niets blijven dan het doodenkleed. In elk huis moeten eigenlijk drie afzonderingskamers zijn, een voor de mannen, een voor de vrouwen, een voor de kinderen. Daar de meesten deze ruimten niet bezitten, helpt de gemeenschap. Deze onderhoudt op hare kosten drie kamers. De beide dragers, die elk een einde van een stuk stof vasthouden om zich daardoor tegen booze geesten te beschermen, dringen door tot de plaats, waar het lijk ligt, dragen dit in de doodenkamer, leggen het op een bed van fijn zand, de armen op de borst gekruist, het gelaat bedekt, het aangezicht afgewend van het Noorden, waar de daemonen huizen.

Om den doode worden drie voren in den grond getogen, opdat de onreine geest opgesloten blijven zal, die in het lijk terstond met den dood zetel kiest en daar blijft, totdat „de hond het gezien heeft”. De hond kan dezen boozen geest „Nasu” verdrijven. Deze hond moet wit zijn met gele ooren of twee vlekken hebben boven de oogen, doch als er zoo een niet is, mag ook een andere hond dienst doen. Als dit dier ruikt aan het gelaat van den doode, vliedt de booze geest. Dit wordt telkens herhaald, zoolang het lijk in huis is. Na onderscheidene, door den priester volbrachte plechtigheden, o.a. „de ritus van drie dagen” en zelfs veel langer, wordt de doode omringd met gebeden tegen de booze geesten en aan den engel Sraosha opgedragen.

De drie dagen der doodenwake zijn tevens rouwdagen, die in stilte en gebed worden doorgebracht, in vasten, d. w. z. onthouding van vleesch, groente en visch. Doch het vuur wordt gedurende die dagen brandende gehouden, op de plaats, waar de doode neergelegd werd. Negen dagen in den winter en een gansche zomermaand brandt er de lamp en een bloemvaas met water en bloemen wordt ’s morgens en ’s avonds verfrischt.

De lijkbezorging der Parsi is bekend om de huiveringwekkende „Torens der stilte”, waar in minder dan een uur de snavels der gieren het lijk in een skelet veranderen. Daar een lijk het water verontreinigt en de aarde, terwijl het ook een onvergeeflijke misdaad is het met vuur te verbranden, en ook de wilde dieren het zouden verslinden en overal tot verontreiniging der aarde de stukken heenslepen, bleef slechts de hulp over van de vogelen des hemels. Men weet niet vanwaar zij komen, noch waarheen zij gaan. Zij zijn er altijd, gereed voor het hun geboden maal. Zij zijn de huiveringwekkende dienaren van Ahura Mazda in den arbeid der reiniging van het heelal.

Daarom beschikt het Mazdeïsme in Bombay over de dakhma, zooals de groote gemeenschappelijke graftomben genoemd worden, die er uitzien als een ronde, massieve toren, zoo mogelijk in steen opgetrokken. Het midden daarvan is ledig en vormt een diepe put. Een trap geeft toegang tot de ijzeren deur, die op den top van den toren uitkomt, een rond platvorm, door twee concentrische cirkels in drie steenen bedden verdeeld, waar men de lijken oplegt. De buitenste is bestemd voor de lijken van mannen, de middelste voor die der vrouwen en de centrale voor die der kinderen. De put dient als verzamelplaats voor de lijkwaden en voor de skeletten, die er twee malen per jaar worden ingeworpen om tot stof te vergaan onder den invloed van zonnehitte en vocht. Alles wordt gedaan om de dakhma afgezonderd te houden, opdat er geene besmetting van kan uitgaan.

Men tracht den schijn te geven als rust deze toren niet op de aarde, maar hangt de dakhma in de lucht. Aan de vier hoeken zijn afvoerbuizen voor het water, dat naar zandfilters wordt geleid, opdat het gezuiverd tot de aarde zal wederkeeren. En de torens worden buiten de bebouwde kom geplaatst op eenzame plaatsen. Van opruiming mag eerst na 50 jaar buiten gebruik sprake zijn. De nieuwe dakhma wordt religieus gewijd. Daarna mogen slechts halfpriesterlijke lijkdragers er binnen komen en doodenbezorgers.

De familie blijft in de doodenkapel, waar de laatste gebeden worden uitgesproken, terwijl de gieren boven hun werk doen. In deze kapel worden ook op bepaalde dagen de dooden herdacht. Aan deze kapel is een uitbouw, waar slechts de priester inkomt, die er het steeds brandende vuur onderhoudt, dat door gaten in de muren een weerschijn werpt over de lijken. Het transport geschiedt door twee lijkdragers in het wit gekleed op een baar van ijzer. Elk houdt het uiteinde van een stuk stof in de hand en na een gebed te hebben uitgesproken, nemen zij plaats naast het lijk. Twee priesters reciteeren op eenigen afstand gedeelten van de schrift.

Daarna wordt de doode op de baar gelegd en onder het opzeggen van gebeden wordt het uitgedragen, terwijl de verwanten al knielende er een blik op werpen ten afscheid. De naaste verwanten alleen volgen onder geleide van twee priesters in het wit naar de dakhma, twee aan twee op dertig passen afstand van de baar, zachtkens biddend. Bij de dakhma wordt het laatste afscheid genomen, de lijkbezorgers dragen het lijk er in, ontkleeden het, werpen de kleederen in de put en leggen het lijk op een der steenen tafels met het gelaat naar de zon, terwijl de gieren reeds wachten op de torenmuren. Na afloop der ceremonie heeft de wassching plaats en worden de rouwplechtigheden volbracht.

Het Mazdeïsme staat in diepte van opvatting van het goddelijk Wezen hooger dan de Indische godsdiensten. De godsvoorstelling is reiner, al wordt deze door het sterke dualisme gedrukt. Het is een vorm van henotheïsme en geen echt monotheïsme. Wel herinneren sommige trekken aan wat in de Heilige Schrift geopenbaard werd, hoewel afhankelijkheid van de Heilige Schrift niet met zekerheid kan worden aangewezen. Ahura Mazda’s souvereiniteit is niet te vergelijken met Gods souvereine majesteit, zooals die in het Oude Testament verschijnt. In den oudsten tijd werd Ahura Mazda lichamelijk gedacht.

De absoluutheid Gods komt hier niet tot haar recht. Hij moet Ahriman met list overwinnen, heeft de hulp van andere geesten noodig om te slagen. Ahura Mazda moet aan andere godheden offers brengen en hij komt zelf als priester op deze aarde om te offeren. Het offer wordt een magisch hulpmiddel, waarvan de góden afhankelijk zijn. Zoo ook is het gebed een soort toovermiddel. Het ethische karakter ontbreekt aan deze godsvoorstelling.

In tegenstelling met b.v. het Buddhisme is het echter een godsdienst, die tot worsteling en strijd voert. Het leven wordt alzoo een zedelijke strijd. Het is geen pessimistische godsdienst, maar schenkt levensmoed en hoop, terwijl het bewustzijn der tegenstelling tusschen goed en kwaad zeer sterk ontwikkeld is. Toch is in de ethiek en de religieuse vroomheid een physisch karakter opvallend. Zoo is b.v. de Asha, de reinheid overwegend een toestand, physisch van aard, waaraan het geestelijke vastgesnoerd werd. Het ethisch geestelijke wordt materialistisch verstaan.

Vooral in de verhouding tot de dooden treedt dit op den voorgrond. Een vergrijp tegen de reinheidswet wordt soms zwaarder gestraft dan zedelijke overtreding. De mensch wordt in het Mazdeïsme niet in zijne waardigheid als beelddrager Gods erkend. Tusschen hem en de dieren is geen principiëel onderscheid, zoodat in de heilige teksten honden b.v. dikwijls beter verzorgd worden dan menschen. Zoo blijft ook het Mazdeïsme, ondanks stralen van licht, die het kent, bevangen in het naturalisme, dat het heidendom kenmerkt. Het heeft eene verheven opvatting der godheid en ernstig inzicht in het wereldleven als een worsteling tusschen goddelijke en anti-goddelijke machten. Dat er echter vooral in de jongere litteratuur teekenen zijn, die wijzen op invloeden van Jodendom, Islam en Christendom, kan niet geheel worden ontkend.

Onder de sekten en scholen der Magiërs worden genoemd de Zervanieten, die een bijzondere philosophie voorstonden, waarin een godsleer werd voorgedragen, die een boven het dualisme staande godheid liet voortkomen uit Zervana arhana, den oneindigen tijd, het eerste wezen, dat uit het licht sproot. Zervan wenschte een zoon. Daar deze niet kwam, twijfelde hij aan de realiteit der wereld en kreeg aldus twee zonen tegelijk. Ahura Mazda was de vrucht van den wensch, Ahriman van den twijfel. Volgens deze sekte was dus Ahura Mazda niet van eeuwigheid. Ook schijnen de Zervanieten de astrologie beoefend te hebben. De planeten waren vijandige, de beelden uit den dierenriem weldadige machten.

Een andere sekte van magiërs waren de Gajomarthier (Gayomert). Deze leert dat Ahura Mazda zonder begin is, maar Ahriman is ontstaan. Jazdan d.i. Ahura Mazda zou zich hebben willen voorstellen, hoe zijn tegenstander er zou uitzien. Dit was echter een booze gedachte, waaruit Ahriman ontstond.

Geen der natuurgoden heeft echter Zarathustra s systeem zoo overschaduwd als Mithra, god der waarheid en des rechts. Deze verkreeg een voorname plaats in het volksbewustzijn. Mithra werd middelaar tusschen Ahura Mazda en Ahriman. Op een dag in het jaar als men Mithra offerde, mocht de Perzische koning dronken zijn en dansen. Dit Mithraganfeest werd bijzonder hoog gesteld. Onder de regeering der Arsaciden werd Mithra de hoogste god en drong de Mithracultus door in het Romeinsche rijk.

Onder keizer Trajanus was de Mithradienst met zijn mysterieën officiëel in Rome ingevoerd en erkend. Julianus de afvallige wilde het Christendom door Mithradienst verdringen. De Christelijke kerk had daarmede een grooten strijd te voeren. In dit verloop werd Mithra echter heel iets anders dan hij oorspronkelijk was. Hij was oorspronkelijk een lichtgod, die nu met de zon werd vereenzelvigd. Pl.m. 70 voor Christus drongen de Mithramysteriën door.

Er waren tijden onder Cyrus en Darius, waarin het scheen, als zou het Mazdeïsme een wereldgodsdienst worden, maar de nederlagen van Xerxes in de oorlogen met Griekenland en de overwinning van Alexander de Groote over het rijk der Perzen hebben de Mazdeïstische religie neergedrukt en Zarathustra’s volgelingen in hun invloed geknakt. Vele eeuwen later hebben de Sassaniden nog gepoogd het Mazdeïsme tot hernieuwde eer te brengen. Koning Schapur II trachtte zelfs met bloedige vervolgingen het Christendom te onderdrukken, maar de ondergang van het Perzisch rijk door den Islam besliste tevens over het Mazdeïsme als volksreligie. Mohammed werd de profeet ook van Perzië. Na de 12e eeuw was Zarathustra’s leer geweken voor het geloof in Allah en zijn profeet en de slechts schamele overblijfselen hebben hun bestaan gerekt tot heden.

Litteratuur: F. Spiegel, Eranische Altertumskunde, 3 Bnde, Leipzig 1871—1878. Spiegel, Avesta, die heiligen Schriften der Persen aas dem Grundtexte übersetzt, Leipzig 1852—1859. James Darmesteter, Le Zend Avesta, 3 torn es, 1892—1893. Annales duz Masée Guimet, t. XXI, XXII, XXIV, Paris, Leroux.

Le Parsisme, par Victor Henry, Paris 1905. En verder kan verwezen worden naar de handboeken van de geschiedenis der godsdiensten.

< >