blasphemie
zie blaam
F.W. Grosheide (1926)
= Godslastering, draagt, in onderscheiding van het vloeken-uit-gewoonte, een moedwillig karakter. In het Oude Testament wordt niet alleen het misbruik van Gods Naam verboden (Ex. 20 : 7; Lev. 19:12; Deut. 5:11), maar voor de lastering van dien Naam uitdrukkelijk de doodstraf geëischt (Lev. 24 : 15, 16). In het Nieuwe Testament wordt de Blasphe...
Dr. C.J. Wijnaendts Francken (1925)
(Gr. , schaden en naam). Het kwetsen van iemands goeden naam; meer speciaal in den zin van godslastering, die bij de Joden (Levit XXIV: 14 en 16) en ook elders met den dood gestraft werd. Verwant hiermede, hoewel minder erg, is de profanatie of heiligschennis (vgl. Marcus III: 29).
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
Blasphemie, oneerbiedige, goddelooze uitspraak tegen God of goden, lastering, waarbij, in onderscheiding van vloeken in het algemeen, de nadruk valt op het moedwillige karakter der bl. In polytheïstische godsdiensten is de bl. een veel meer betrekkelijk, lichter kwaad dan in de mono-theïstische. In het 1e geval wordt zij speciaal opgevat en gestraf...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: