Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Klassenstrijd

betekenis & definitie

De leer van den klassenstrijd bekleedt een zeer voorname plaats in het stelsel, waardoor Marx het socialisme van utopie tot wetenschap meende te verheffen. In Marx’ gedachtengang is de klassenstrijd: de onvermijdelijke, de geschiedenis beheerschende worsteling tusschen maatschappelijke groepen van onderdrukkers en onderdrukten, die zich steeds vereenvoudigt en verscherpt, om na de gewelddadige omverwerping der heerschende maatschappelijke orde in den socialistischen heilstaat te eindigen, doordien de bewegende kracht van het vredestorend maatschappelijk verschil in de gemeenschap van gelijken niet meer gevonden wordt.

Letten we op de saamstellende bestanddeelen van het leerstuk door kort stil te staan bij de volgende punten:

1. de grondgedachten van de leer van den klassenstrijd.
2. de beteekenis van den klassenstrijd in de geschiedenis.
3. de vereenvoudiging en verscherping van den klassenstrijd in heden en toekomst.
4. het revolutionaire karakter van den klassenstrijd.
5. het einddoel van den klassenstrijd.
6. de tegenwoordige stand van de leer van den klassenstrijd.

Ad. 1. De grondgedachten van de leer van den klassenstrijd zijn het individualisme en vooral het historisch materialisme.

In den gedachtengang van het individualisme is de maatschappij de som van alle enkelingen en heeft zij tot doel het persoonlijk welzijn dier enkelingen te bevorderen.

Op dezelfde lijn ligt ook de voorstelling van de klasse als een verzameling van op zichzelf staande personen, die het individueel geluk van allen nastreeft. Welke is nu de drijvende kracht die een zeker aantal enkelingen tot een klasse vereenigt, welk is het criterium van het toebehooren tot de klasse?

Het antwoord van het historisch materialisme is: De maatschappelijke stoffelijke gelijkheid, het innemen van eenzelfde plaats in het stelsel van voortbrenging. En zooals de gang van de maatschappij en van het productiestelsel geheel door blinde natuurwetten bepaald is, zoo is ook de tegenstelling tusschen de klassen natuurnoodwendig („we zeggen niet: staakt den strijd, want dat is onzin”).

En zoo is ook het einde van den klassenstrijd een natuurwettelijke afloop.

Voor de kritiek op dezen gedachtengang verwijzen we naar de artikelen Individualisme en Materialisme.

Hier plaatsen we alleen de opmerking dat bij aanvaarding van het natuurnoodwendige van den klassenstrijd de beste sociale wetten, uit werkelijk meeleven met het lot der minder bedeelden voortgekomen, moeten beschouwd worden als voortbrengselen van welbegrepen eigenbelang der onderdrukkende klasse.

Ad. 2. Volgens het befaamde communistisch manifest door Marx en zijn boezemvriend Engels in 1847 opgesteld, is alle geschiedenis de geschiedenis van klassenstrijd. Velen hebben in vroeger of later tijd zich moeite gegeven om voor kleinere of grootere tijdvakken der geschiedenis de waarheid van dit beweren te staven. Zoo heeft men op de grijze oudheid gewezen als op het tooneel van den klassenstrijd tusschen slaven en vrijen.

Voldeden dan de slaven aan het vereischte voor het klassebegrip van maatschappelijke gelijkheid? Inderdaad wees de onvrijheid van de slaven, een verbindende factor van den eersten rang, op zekere gelijkheid. Maar men heeft zelfs in de wereld der slaven door een nauwgezette geschiedvorsching groot verschil in maatschappelijke positie gevonden. De slaaf-handwerksman was volstrekt niet gelijk in stand met den slaafboerenarbeider. De slaaf-opzichter had bepaalde voorrechten. Tusschen de slaven van het eene en van het andere volk was groote maatschappelijke ongelijkheid.

Nog grooter verschil bestond er tusschen de hoorige boeren, die als klasse in de middeleeuwen de boerenoorlogen zouden gestreden hebben. Hier waren alle schakeeringen aanwezig tusschen een bijna volkomene, aan slavernij herinnerende onvrijheid en een weinig bezwarende gebondenheid aan den bodem. Ook was het onder den kromstaf der geestelijke machthebbers beter wonen, dan onder den scepter der wereldlijke gebieders, terwijl de maatschappelijke positie der „onvrije” boeren niet zelden beter was dan die van de „heeren”.

Het waren dan ook zeer uiteenloopende beweegredenen die tot de boerenoorlogen leidden. Hier was het een strijd om het simpele bestaan, daar de overspanning van een godsdienstig gevoel, ginds een streven naar hervormingen. Van een klassenstrijd over de geheele linie is geen sprake.

Door en door onwaar is ook de voorstelling van den 80-jarigen oorlog als een klassenstrijd van adel en handeldrijvende bourgeoisie.

Door alle geloovige en ongeloovige geschiedschrijvers van naam is deze oorlog steeds beschouwd als een krijg voor de vrijheid van geweten en van godsdienst. Dat de Fransche revolutie geen eigenlijke klassenstrijd was, blijkt reeds daaruit, dat ze langzamerhand tot een aangelegenheid van de hoofdstad en van het gepeupel werd. En door iedere soort van arbeidersvereniging te verbieden, toonden de mannen der revolutie wel hoever de moderne beschouwingen van het „klassenbewustzijn” buiten hun gezichtskring lagen.

Uit deze voorbeelden, met vele andere te vermeerderen, blijkt wel voldoende de mislukking van het historisch bewijs voor de leer van den klassenstrijd.

Ad. 3. In het communistisch manifest wordt, de nadruk gelegd op de vermeerdering en verscherping van den klassenstrijd in heden en toekomst. De vroegere veelzijdigheid van de strijdende klassen door de trapsgewijze opklimming der verschillende maatschappelijke rangen wordt in het tijdperk der groot-industrie niet meer gevonden.

Thans staan scherp tegenover elkander de kapitalisten en de proletariërs (zij die niets anders bezitten dan hun Proles, hun kroost), degenen die meerwaarde genieten, en zij, die meerwaarde maken.

Binnen den kring van het proletariaat worden de belangen, de levensomstandigheden meer en meer aan elkaar gelijk gemaakt, doordien de machines meer en meer het onderscheid in arbeid uitwisschen en het loon bijna overal naar beneden drukken tot een laag peil.

Daardoor wordt de tegenstelling met de kapitalistenklasse steeds scherper. Door de ongebreidelde voortbrenging, ontstaan er ook op gezette tijden wanverhoudingen tusschen vraag en aanbod, die groote ellende met zich brengen (crisistheorie). Het klein- en middenbedrijf kan zich niet meer staande houden en gaat onverbiddelijk onder ten bate van het grootbedrijf (Concentratie-theorie). De kleine industrieelen, kooplieden en renteniers, de handwerkslieden en boeren, allen dalen af in het proletariaat. De rijkdom hoopt zich als groot-kapitaal op in de handen van enkelen (accumulatie-theorie).

De moderne arbeider deelt niet in den vooruitgang der industrie, integendeel hij zinkt steeds dieper weg in onzekerheid en ellende (Verelendungstheorie).

Wat is er waars in deze stellingen ?

Onjuist is het dat zich twee klassen door gelijkheid van levensvoorwaarden scherp afteekenen.

Tusschen kapitalisten en proletariërs zijn talrijke tusschengeledingen en steeds nieuwe groepen treden in de maatschappij op, die niet tot een der beide klassen kunnen gerekend worden. En zelfs onder de „proletariërs” is op verre na geen gelijkheid van bestaansvoorwaarden, al werden er ook van socialistische zijde meerdere pogingen aangewend om verschil in positie te voorkomen, door verbetering van het lot van groote groepen arbeiders tegen te gaan. Deze pogingen om kunstmatig het eenheidsfront van haat tegenover het kapitalisme te behouden waren evenwel tot mislukking gedoemd.

Zelfs een gelijkheid in bewuste doelstelling, die men dan nog om het klassebegrip te redden met ophef vermeldt, bestaat niet onder de arbeiders. Enkelen, vooral onder de leiders, houden het einddoel van den „klassenstrijd” steeds in het oog. Zeer velen jagen uitsluitend meer tastbare persoonlijke en groepsbelangen na, en worden zoo door stelselmatige ontevredenheid en haat tegen het „kapitalisme” bezield of liever ontzield En gelukkig zijn er ook steeds velen — en we denken hier aan de Christelijke vakbeweging die aller Christenen steun verdient — die wel rechtmatig opkomen voor hun belangen, maar die, zelfs als ze noode tot strijd gedwongen worden, aan geen gevoelens van haat willen toegeven, die ook in de tegenwoordige maatschappelijke orde naast het recht den vrede liefhebben en hun geluk niet verwachten van den socialistischen heilstaat, maar hun heil vinden in God. Uitteraard wil men van socialistische zijde ook hen zegenen met het „klassenbewustzijn”, maar zij weigeren uit beginsel zich te voegen bij het leger, dat onder het gele vaandel van den haat wil optrekken naar het land der socialistische belofte. Een klasse als eenheid in stoffelijken of geestelijken zin bestaat dus slechts als product van de fantasie.

Hoe staat het met de crisis-, de concentratie-, de accumulatie-, de Verelendungstheorie? Ze zijn alle zoo zeer door de feiten weersproken en door vernietigende critiek ook van socialistische schrijvers van hun beteekenis beroofd, dat we in dit bestek ons van verdere bespreking onthouden.

Ad. 4. Het aanprijzen der revolutie, de gedachte aan een gewelddadige omverwerping is onlosmakelijk verbonden aan de oorspronkelijke leer van den klassenstrijd. In het communistisch manifest wordt in felle kleuren geschetst de opstand van de uitgebuite klasse in haar geheel, de beslissende slag, waardoor de kapitalisten zullen worden onttroond en de dictatuur van het proletariaat zal worden ingeluid.

Het politiek gezag in den eigenlijken zin is de georganiseerde maatschappij van de eene klasse ter onderdrukking van de andere: de Staat is een klassenstaat. En met dezen „klassenstaat” is evenmin als met het „kapitalisme” een verdrag mogelijk.

Tenslotte moeten beide, nadat de tegenstellingen steeds meer verbitteringen in het leven hebben geroepen en allerlei revolutionaire schokken het hunne ter voorbereiding hebben gedaan, door een groote revolutie geheel overwonnen worden.

Ad. 5. Het einddoel van den klassenstrijd is: De voortbrengingsmiddelen, het kapitaal, gemeenschappelijk eigendom van allen. De voortbrenging om winst vervangen door die ter voorziening in aller behoeften. De tegenstellingen en daarmee de klassen zelf houden op te bestaan. Geheel op Hegeliaanschen trant is de ontwikkelingsgang:

de klassenlooze gemeenschap van voortbrenging en verbruik (these);

de klassenstrijd (antithese);

de klassenlooze gemeenschap, waarin de middelen van voortbrenging gemeen zijn, het verbruik echter persoonlijk is (synthese).

De dictatuur van het proletariaat in Rusland, waar het Bolsjewisme in theorie en practijk aan de marxistische ideeën nog het meest getrouw is gebleven, maakt het streven naar het einddoel van den klassenstrijd niet zeer begeerlijk. En de terugkeer van het Bolsjewisme tot meerdere „kapitalistische” instellingen b.v. tot den privaateigendom, heeft de onmogelijkheid der verwezenlijking van het socialistisch ideaal kennelijk aangetoond.

Ad. 6. Over de gedeeltelijke verloochening van het historisch materialisme als grondgedachte ook van den klassenstrijd (zie Socialisme).

We zagen reeds hoe meerdere afgeleide wetten door socialistische schrijvers prijsgegeven werden. Verder is bij vele socialisten een streven om door diep ingrijpende hervormingen, vooral ook door sterke vermeerdering der overheidsbedrijven, de kapitalistische maatschappij uit te hollen en ze zoo geleidelijk langs vreedzamen weg in de socialistische maatschappij te doen overgaan. In verband daarmee wordt het revolutionaire element in den „klassenstrijd” niet meer zoo sterk als voorheen op den voorgrond gebracht. Zelfs in het Beginsel-Program van de S. D. A.

P. in Nederland (in 1912 vastgesteld) wordt reeds eenigszins „het zwaartepunt verplaatst vanuit de gewelddadigheid naar de meer geestelijke sfeer” (Van der Waerden). Toch wordt de vorm, waarin de klassenstrijd zich zal uiten, nog steeds afhankelijk gesteld van de oogenblikkelijke machtsverhoudingen en worden „voor de verovering der politieke macht” (Beginsel-Program) onwettige middelen niet uitgesloten.

Vooral in het buitenland zijn er vooraanstaande socialisten voor wie „de beweging alles; datgene wat men gewoonlijk het einddoel van het socialisme noemt niets" is. Toch blijft in theorie en practisch streven het doel van den klassenstrijd, (volgens het beginselprogram der S. D. A. P. „de overbrenging der bedrijfsmiddelen van particulier in maatschappelijk bezit”, en de overneming van „de leiding der maatschappij van de kapitalistische klasse” door „het proletariaat”) grooten invloed uitoefenen. Aan het einde van onze uiteenzetting vatten we ons oordeel samen:

De leer van den klassenstrijd is niet in overeenstemming met de werkelijkheid in het verleden.

Ze wordt gelogenstraft door de toestanden in het heden. Ook voorzoover er tegenstellingen bestaan, is daarmede de noodzakelijkheid van een onophoudelijken strijd volstrekt niet aanwezig. Zelf willen de socialisten den oorlog tusschen de staten afschaffen. Daardoor erkennen ze de mogelijkheid, dat langs orde- en vredelievenden weg een einde wordt gemaakt aan internationale belangen-tegenstellingen. Waarom passen ze dan dezelfde redeneering niet toe op de tegenstellingen die zich in den boezem der maatschappij voordoen tusschen verschillende groepen ? Op 24 September 1917 schreef het socialistisch hoofdorgaan hier te lande:

„Maar niemand die een oogenblik zijn hersens gebruikt, verwacht van een feilen strijd tusschen de klassen, die tot staking van den maatschappelijken arbeid leidt, een oplossing of ook maar een verbetering van den toestand. Dit kan slechts van loyale samenwerking en zorgzame organisatie komen.” Wat Het Volk met het oog op de voedselvoorziening schreef, bevat een algemeene waarheid. Geen strijd, maar regeling door samenwerking !

De leer van den klassenstrijd biedt geen hoop voor de toekomst. Den klassenstrijd door den klassenstrijd uit te roeien, het is den duivel uitdrijven door Beëlzebub Men zie naar Rusland!

De leer van den klassenstrijd gaat in tegen de zedelijkheid, doordien ze de zelfzucht in de hand werkt en ook inhoudt, dat het doel de middelen heiligt.

Ze gaat in tegen het recht, doordien ze macht boven recht laat gelden.

Ze gaat in tegen de economie, doordien ze het economisch leven telkens verstoort en in voortdurende schadelijke onzekerheid houdt.

En bovenal: de leer van den klassenstrijd gaat in tegen den geopenbaarden godsdienst, omdat ze de stoffelijke dingen verheft boven de geestelijke, omdat ze tot haat opwekt inplaats van tot liefde, omdat ze Gods ordeningen met voeten treedt, en den mensch zijn deel in dit leven doet zoeken, en afhoudt van het Koninkrijk Gods.

< >