I. Jason, zoon van Eleasar, die met Eupolemus door Judas den Maccabeeër in 160 v.
C. naar Rome gezonden werd ter wille van het sluiten van een verbond (1 Macc. 8 : 17; vgl. 12 : 16; 14 : 22).II. Jason van Cyrene, vervaardiger van een verloren gegaan werk over de geschiedenis van de Joodsche vrijheidsoorlogen in de jaren 175-160 v. C. Het was in vijf boeken in het Grieksch geschreven. Ons is slechts behouden gebleven, wat het tweede boek der Maccabeeën ons mededeelt (2 Macc. 2 : 24).
III. Jason, de hoogepriester tijdens de eerste regeeringsjaren van Antiochus Epifanes 174—171 v. C. Hij was een broeder van den hoogepriester Onias III en heette eigenlijk Jezus (= Jozua). Hij werd hoogepriester, omdat hij aan koning Antiochus een hooge schatting beloofde, wanneer hij hem in de plaats van zijn broeder Onias met de hoogepriesterlijke waardigheid bekleedde Na drie jaren werd hij verdrongen door Menelaus, die nog hooger schatting wilde betalen. Een poging van Jason, om weder in het bezit der hoogepriesterlijke waarde te komen, mislukte.
Hij moest vluchten en stierf als balling in Lacedaemonië (2 Macc. 5 : 1). Josefus stelt de zaken wat anders voor. Volgens dezen is Jason zijn broeder Onias wettig opgevolgd.
IV. Jason, een Christen uit Thessalonica bij wien Paulus woonde (Hand. 17:5). Misschien is hij dezelfde als de in Rom. 16 : 21 genoemde Jason, welken de apostel als zijn bloedverwant voorstelt.
