Zoo heeten in 2 Tim. 3 : 8 de Egyptische toovenaars. In het Oude Testament (Ex. 7 : 11, 22; 8 : 7) worden hun namen niet genoemd.
Paulus noemt ze naar de Joodsche overlevering, die in de z.g.n. Targum Pseudojonathan en andere geschriften tot ons gekomen is.
De Talmud noemt ze Jochanan en Mamre en zegt, dat ze de oversten der Egyptische bezweerders waren. De Joodsche traditie weet veel van hen te vertellen.
Ze moeten volgens de traditie zonen van Bileam geweest zijn, ze hebben Farao tot den kindermoord aangezet, ze hebben later den kalverdienst aan den voet van den Sinaï onder het volk gebracht, en zij hebben hun vader Bileam begeleid, maar dat alles is niets meer dan een traditie.