Geboren 3 April 1771 in Smaalenene (Noorwegen). Reeds als kind was hij religieus ernstig gestemd en las hij veel stichtelijke lectuur.
Op 5 April 1796 kwam hij, toen hij op het veld arbeidde, onder het zingen van een geestelijk lied tot waarachtige bekeering. Hij gevoelde zich aanstonds geroepen om te prediken.
Eerst deed hij dat in besloten kring tegenover zijn zusters, die hij het eerst voor het Evangelie won. Hij had steeds met twijfel en aanvechtingen te kampen, zelfs nog toen hij in Christiania zijn eerste boek uitgaf Betragting over Verdens Daarlighed.
Het lezen van Paulus’ bekeeringsgeschiedenis maakte diepen indruk op hem. In 1797 begon hij het land door te reizen en te prediken.
Tegenover het dorre Rationalisme stelde hij het oude orthodoxe geloof. Zijn ernst en zijn zeldzame geestkracht veroorzaakten, dat zijn woord ingang vond bij duizenden en vooral onder de boerenbevolking luisterde men gaarne naar de prediking van dezen invloedrijken man.
Er ontstond een geestelijke opwaking, die met leede oogen werd waargenomen door de officiëele predikanten, die meerendeels rationalistisch waren. Hauge doorreisde, doorgaans tevoet, geheel Noorwegen, om terug te roepen tot Gods Woord en overal richtte hij vereenigingen van broeders op, die eens geestes met hem geworden waren.
Hij wilde de kerk echter niet verlaten.
Een secte vormen deed hij niet.
De rationalistische predikanten haatten hem. Een oude wet van 1741 verbood in Noorwegen het prediken door leeken.
Van die wet maakte men gebruik om tegen Hauge op te treden. Tienmaal werd hij in de gevangenis gezet en weder vrijgelaten, maar hij staakte zijn arbeid niet.
Zijn parool was het oude apostolische woord : men moet Gode meer gehoorzaam zijn dan den menschen. Zijn bezielende prediking maakte steeds dieperen indruk.
Soms predikte hij drie of viermalen per dag, niet alleen in de huizen, maar ook in het open veld. Bij zijn terugkeer uit Denemarken (October 1804) werd hij in Eker bij Drammen, dat een centrum was van zijn arbeid, weder gevangen genomen en toen bleef hij tien jaren in den kerker.
Toen hij in 1814 na een betaling van verscheiden boeten vrijgelaten werd, was hij naar ziel en lichaam een gebroken man. Hij ging nu werken op zijn hoeve Bakkehauge und Bredtoedt in Aker.
Hij stierf 1824.Hauge’s prediking was voornamelijk boeteprediking. Hij trad op tegen het Rationalisme, maar ook tegenover doode orthodoxie. Hij was in ’t algemeen goed Luthersch, stelde echter de heiliging meer op den voorgrond dan de rechtvaardiging. De sacramenten traden bij Hauge op den achtergrond. Zijn arbeid was niet te vergeefs geweest. Tal van leekenpredikers (Laegpraedikanten), door hem onderwezen, begonnen nu ook te prediken.
Daardoor ontstond in 1833 weder een opwaking. In 1842 werd door de Storthing de wet van 1741 afgeschaft, zoodat de prediking ook aan leeken vrijstond. In 1845 werd algeheele vrijheid van godsdienst verleend, ook aan Joden, die tot op dat jaar van alle staatsrechterlijke vrijheden uitgesloten waren. (A. C. Bang, H. N. Hauge).