Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Geoorloofd

betekenis & definitie

Het geoorloofde kan verstaan worden in juridischen en in ethischen zin. Hoewel beide begrippen elkander niet dekken, omdat de juridische en ethische normen onderscheiden zijn, stemmen zij toch hierin overeen, dat zij betreffen alles wat niet-geboden en niet-verboden is.

Uit juridisch gezichtspunt zal het geoorloofde steeds een breede uitgestrektheid beslaan, omdat de juridische norm alleen betrekking heeft op de uitwendige sociale handelingen. Voor het innerlijke en het zuiver individueele heeft zij geen geldigheid.

Daarop vooral ligt voor haar het geoorloofde.Anders staat het met het geoorloofde in ethischen zin. De ethische norm bestrijkt het volle menschenleven — om van de engelen hier te zwijgen. Strikt opgevat is er dan ook voor het zedelijk geoorloofde als derde naast het zedelijk gebodene en zedelijk verbodene geen plaats. In onzondigen toestand ware het niet denkbaar. De zedewet in ’s menschen hart zou in alle voorkomende gevallen besliste uitspraak doen. Zij zou dit gebieden, dat verbieden.

De geoorloofde rest zou niet overblijven. Nu echter de wil Gods door den mensch alleen klaar gekend kan worden door de zedewet, welke van buiten af tot hem komt, verkeert hij vaak in twijfel of iets hetzij geboden of verboden is, of niet. De vraag naar het geoorloofde kwelt hem. De zedewet toch spreekt zich slechts in algemeenen zin uit. Zij verbijzondert niet. De toepassing moet door den mensch zelf worden gemaakt. En deze zal verschillen, naarmate de gevallen verschillen.

In deze impasse is drieërlei levenshouding mogelijk. Men kan zich formalistisch alleen aan de algemeene uitspraken der zedewet houden en al het overige voor geoorloofd verklaren. Maar men kan ook rigoristisch de toepassing, welke men uit de zedewet voor zichzelf en voor eigen toestanden maakt, aan anderen willen opdringen. Beide zijn te veroordeelen. De rechte levenshouding is deze, dat men voor zichzelf hoe langer hoe sterker specialiseert, doch dat speciale voor anderen niet generaliseert. Dit sluit evenwel niet in, dat het „geoorloofde” een louter subjectief begrip is.

Al zijn nooit twee gevallen gelijk, dikwijls bestaat er groote overeenkomst. Dan kan de een met de specialiseering van den ander zijn winst doen. Met behoud van het innerlijk persoonlijk beleven ontstaat er in de geloofsgemeenschap een zekere vastheid van gevoelen omtrent wat plicht is in gelijksoortige gevallen. Zoo wordt de ware Christelijke zede, en onder inwerking van de Gereformeerde Gods-, wereld- en levensbeschouwing de ware Gereformeerde zede geboren. Deze zede wordt overschat, wanneer men haar dezelfde kracht toekent als de zedewet en niet uitdrukkelijk de mogelijkheid openlaat, dat de toepassing van de zedewet verkeerd kan zijn geweest. Deze zede wordt onderschat, wanneer men in haar niets anders ziet dan een overgeleverden inhoudloozen vorm. Zij dient voortdurend onder de critiek gesteld van Gods Woord.

Door zulk een zede nu wordt het terrein van het geoorloofde ingeperkt. Toch beslaat dit nog een betrekkelijk groot gebied. De geloovige heeft door heiligmaking naar nog verdere inperking te staan. Het moet zijn ideaal zijn steeds te weten, wat God gebiedt en wat Hij verbiedt. Daarbij staat het eerste voor den Gereformeerden Christen het hoogst. In alle omstandigheden positief Gods wil te kennen, zou voor hemzelf het geoorloofde tot een nietsdoen verschrompelen. Te leven uit het besef: het moet, is ethisch ver verheven boven een leven uit het bewustzijn: het mag.

Het geweten kan bij dezen overgang van het geoorloofde naar het plichtmatige krachtige hulp verleenen. Toch kan het dien overgang niet geheel bewerkstelligen. Vooreerst niet omdat het slechts een negatief oordeel geeft. Vervolgens ook niet, omdat het dwalen kan. De uitspraak der consciëntie heeft aanvulling noodig door nauwkeurige analyse van zijn voornemens naar de bekende proefstelling : of de daden geschieden uit geloof, naar de wet en tot Gods eer.

Zoekt men tegenwoordig de oplossing van het probleem van het geoorloofde in den psychologischen weg, daarin schuilt naast het onjuiste ongetwijfeld dit goede, dat door de persoonlijkheid, maar dan door de geheiligde persoonlijkheid langzamerhand een intuïtief aanvoelen van het plichtmatige kan worden verkregen.

Zoolang echter het volmaakte niet gekomen is, zal naast het gebodene en verbodene ook het geoorloofde blijven bestaan en eveneens zullen de gevallen talloos zijn, waarop het apostolische woord van kracht blijft: een ieder zij in zijn eigen gemoed ten volle verzekerd (Rom. 14 : 5).