Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Gemoed

betekenis & definitie

Het Nederlandsche woord gemoed, dat niet precies dezelfde beteekenis heeft als het Duitsche'Gemüt, duidt aan het inwendige leven, het binnenste van den mensch. In deze beteekenis komt het voor in de Statenvertaling, b.v.

Rom. 7 : 23: „ik zie een andere wet in mijn leden, welke strijd tegen de wet mijns gemoeds”; Rom. 7 : 26: „ik zelf dien wel met het gemoed de wet Gods, maar met het vleesch de wet der zonde”; Fil. 1:27: „dat gij staat met éénen geest, met één gemoed gezamenlijk strijdende door het geloof des Evangelies”.In de terminologie der zielkunde wordt gemoed meestal opgevat als het geheel der gevoelens, het gevoelsleven, de zetel der emoties. Dit is ook de beteekenis in uitdrukkingen als: mijn gemoed schiet vol. Een gemoedelijke prediking is zulk eene, die op de affecten inwerkt en roering teweeg brengt.