Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Eilanden

betekenis & definitie

Het Hebreeuwsche Ijim van een stamwoord dat wonen beteekent, geeft te kennen

1°. bewoonbaar droog land, in tegenstelling met het water (misschien ook van de woestijn, gelijk oase, vergelijk Ijim, Egypte); Jes. 42:15: „Ik zal de rivieren tot eilanden maken”, en 50 : 2 tot „een woestijn”.
2°. Kustland (Jes. 20 : 6), Filistea (23 : 2, 6). Ook Tyrus en Sidon (Ezech.27: 6; Jer. 2 : 10), het eiland Chittim.
3°. Het meest gebruikelijk is echter de thans gewone beteekenis, een door water gansch omvloeid land, (Jer. 47 : 4) het eiland Kaftor. Dit zijn in ’t bijzonder de eilanden in de Middellandsche Zee; overigens niet slechts de eilanden in engeren zin, maar al de landen van het Westen, die men slechts op schepen kon bereiken; met andere woorden gansch Europa. Van bijzonder gewicht zijn de voorspellingen, aan de eilanden gegeven. Zij zullen geschenken brengen (Ps. 72 : 10; Jes. 60 : 9), vroolijk zijn over den Heere als Koning (Ps. 97: 1), voor Hem zwijgen (Jes. 41 : 1), vreezen (v. 5), op Zijn naam wachten (Jes. 42 : 10, 12; 51 : 5), Hem aanbidden (Zef. 2 : 11).