Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Dorst

betekenis & definitie

Ons menschelijk lichaam is, evenals dat van vele dieren, zoo door God geschapen dat het voortdurend verzorging niet alleen met voedende spijze, maar ook met verkwikkend vocht behoeft. Honger is een scherp zwaard, maar veel smartelijker is de dorst, die ook met veel sterker onlustgevoel gepaard gaat, en wanneer haar nood niet wordt gelenigd, snelle verwoestingen in het lichaam aanricht; Honger kan men nog gedurende vele dagen dragen, maar een mensch, die gedurende vier etmalen in een droge atmosfeer zonder eenig vocht blijft, sterft onder vreeselijke verschijnselen een bij uitstek smartelijken dood.

Tegenwoordig is men van meening dat de dorst uit het bloed opkomt, en verdorrend op heel het organisme inwerkt. Alleen door te drinken kan het vuur des doods dat in de aderen opkomt, nog gebluschtworden.

Inde Oostersche wereld met haar heet klimaat en betrekkelijk weinig water, met haar dorre woestijnen en woeste steppen was dorst geen onbekende zaak. Israël heeft het op zijn woestijnreizen ondervonden; meermalen heeft het moeten dorsten als straf Gods op zijn zonde.

Maar, als ze riepen tot den Heere heeft Hij hen verhoord. Zijn hand bracht in dien dorren oord rivieren uit een steenrots voort. (Zie Deut. 28 : 48; Jes. 5:13; 50:2).

Wie den arme dorst liet lijden terwijl hij hem lafenis bieden kon, was een wreedaard en gaf blijk van goddeloosheid (Job 24 : 11).Is ook het dorstlijden een gevolg der zonde, omdat de mensch verdreven is uit het paradijs, dat van vier schoone rivieren omringd was, Christus heeft in vreeselijke mate het lijden van den dorst doorworsteld aan het kruis, waardoor zelfs de smartkreet: „mij dorst” werd gehoord van zijn gezwollen lippen.

Van dorsten wordt in de Schrift veel gesproken, denk maar aan Ismaël als knaap onder de struiken der woestijn, aan David die water begeert uit de bronwel in Bethlehems poort, aan Paulus die op zijn reizen om het Evangelie niet alleen honger, doch ook dorst heeft geleden.

Hoe sterk dit onlustgevoel pijnigde kunnen wij in ons waterrijk land ons van verre niet voorstellen. Het is dan ook een rijke belofte ons in Openb. 7 : 16 beschreven: „zij zullen niet meer hongeren noch dorsten”.

Omdat nu het dorstgevoel zich met niets laat te vrede stellen, maar alleen door drinken terugwijkt, daarom is het een treffend beeld van het brandend verlangen naar God dat door Zijn Geest in het hart gewekt wordt. De klassieke plaats is Ps. 42 : 1 „Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstroomen, alzoo schreeuwt mijn ziel tot u o God.” Wij stellen ons daarbij voor een hijgend hert der jacht ontkomen. Prof. James Neil meent dat we dit beeld anders moeten verklaren, n.l. dat een hert schreeuwt boven de (afgesloten) waterleiding; het snuift den verfrisschenden geur; het hoort het water kletteren en bruisen, maar zijn dorst wordt niet gelescht.

Hoe dit ook zij, we hebben hier te doen met een sterksprekend beeld om aan te duiden het verlangen van den mensch wiens hart door genade heeft leeren zoeken naar den levenden God en zich met niet anders troosten laat.

In dezen geestelijken dorst is verlangen naar genade, verzoening, schuldvergiffenis, gerechtigheid, behoefte aan gemeenschap met God door Christus. God zelf alleen kan door zijn Geest dezen dorst stillen als hij den aemechtige doet drinken uit de geestelijke steenrots Christus.

Wie van dit water gedronken heeft zal nimmermeer dorsten (Amos 8 : 11, 13; Ps. 42 : 3; 63 : 2; Matth. 5:6; Joh. 4 : 13; 14:6; 6 : 35; 7 : 37).

Op het loofhuttenfeest te Jeruzalem riep Jezus (met een toespeling op het water uit de Siloabron dat over het brandoffer werd uitgestort): „Zoo iemand dorst die kome tot mij en drinke” (Joh. 7 : 37), vgl. Openb. 22 : 17: „die wil neme het water des levens om niet.” Zalig zijn zij die niet alleen hongeren, maar ook dorsten naar de gerechtigheid.

< >