Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Dalai-Lama

betekenis & definitie

Het Buddhisme drong langzaam maar zeker ook in Tibet door en ontwikkelde zich daar betrekkelijk zelfstandig. In de 7e eeuw werd het er heerschende godsdienst onder de heerschappij van Srongtsan Gampo, die zijne residentie in de later heilige stad Lhassa vestigde.

Het Buddhisme nam hier den vorm aan van het Lamaïsme. Lama heeft de beteekenis van priester.

Er ontstond namelijk in Tibet uit het van buiten ingekomen Buddhistisch monniken-wezen een hiërarchie, waardoor zich Tibet van Indië onderscheidt. De hoogste Lama’s beschouwden de wereldlijke vorsten als hunne mandatarissen en hadden dus dikwijls opperheerschappij.

De Tibetaansche reformator Tsongkapa pl.m. 1400 stichtte de orde der gele monniken, legde dezen het coelibaat op en voerde de Monlam in, eene jaarlijks 14 dagen durende vergadering tot het gebed. De stichting dezer orde versterkte het hierarchische systeem.

Daar deze gele monniken aan het coelibaat onderworpen waren, kon er van erfelijkheid geen sprake zijn. In de plaats daarvan trad de leer der incarnaties en re-incarnaties, die zich uit de leer der zielsverhuizing en die der wedergeboorten der Buddha’s op zulk een wijze ontwikkelde, dat men kwam tot het aannemen eener niet onderbroken reeks van incarnaties voor bepaalde waardigheden, van een zoogenaamde Chubilganische opvolging, waaronder verstaan wordt, dat de ziel der hooggeplaatste priesters bij den dood overgaat in een menschelijk embryo en daardoor werd zij dan als heilige wedergeboren om de plaats in 'te nemen, die vroeger bekleed werd.

Bij den dood der hooge waardigheidsbekleeders zocht men een kind op, dat door zijn leeftijd daarvoor in aanmerking kwam om als Buddha te fungeeren. Het werd dan meestal op 5-jarigen leeftijd ambtsdrager en bleef zulks gedurende het gansche leven.

Deze keuze werd natuurlijk door de regeerende groep niet willekeurig gedaan.

Bovendien bleven deze in naam van den uitverkorene de heerschappij uitoefenen.

Sinds Tsongkapa zijn er twee hoogste Lama’s, die in de hiërarchie gelijkwaardig naast elkander staan en elkander dan ook wederzijds inwijden. De meest bekende dezer twee is Dalai-Lama, die in Lhassa zetelt.

De andere is de Tescho-Lama of Bogdo-Lama, die in achter-Tibet in Taschilhumpo verblijf heeft. De beteekenis van den Dalai-Lama is echter grooter ook uit politiek oogpunt.

Deze Lamahierarchie is zeer uitgebreid. Onder de groote Lama’s staat een raad, de Chutuktu, die zoo nu en dan samenkomt en een regeerende functie heeft.

De wedergeborenen, de Chabilgane worden als levende Buddha’s geëerd. Daarbij komen dan nog vele priesters, monniken, enz.

Deze leven niet slechts van aalmoezen, maar laten zich ook voor hunne geestelijke diensten betalen. Ook zijn zij medicijnmeesters, bezweerders, leveranciers van amuletten enz.

De kloosters zijn meestal rijk.

Het Tibetaansche Buddhisme vertoont uitwendig groote overeenkomst met het Roomsch-Catholicisme.

Ook heeft het een soort doop, die kort na de geboorte bij de naamgeving wordt voltrokken, waarbij reukwerk en ook kaarsen worden gebrand. De priester leest de gebeden en het kind wordt driemalen in het water gedompeld en alzoo Buddha toegewijd.

Op de uit cultuur-oogpunt betrekkelijk laagstaande en ruwe Tibetanen heeft deze uitlooper van het Buddhisme een milden invloed uitgeoefend.

< >