is een der leidende figuren geweest bij het ontstaan van de moderne richting in Nederland. Hij is in 1821 geboren te Rotterdam, gepromoveerd te Leiden in de rechten, in 1846 benoemd tot hoogleeraar in de wijsbegeerte te Utrecht en in 1892 te Oosterbeek gestorven.
Hij kwam niet alleen in conflict met de orthodoxie, maar heeft ook een scherpen strijd gevoerd met den voorman der modernen te Leiden, Prof. Dr J.
H. Scholten.
De laatste was rationalist, de eerste empirist. Opzoomer stond aanvankelijk onder invloed van den Duitschen wijsgeer Krause, is daarna echter sterk beïnvloed door den Engelschen filosoof J.
S. Mill, den bekenden empirist, en den Franschen wijsgeer A.
Comte, den positivist.De voornaamste geschriften zijn: De weg der wetenschap, een leerboek der logica, 1851; Wetenschap en wijsbegeerte, 1857; De waarheid en haar kenbronnen, 1859; De godsdienst, 1864; Het wezen der kennis, een leesboek voor logica, 18672, een omwerking van het eerstgenoemde boek.
Opzoomer kent in de wetenschap maar één methode, de inductieve. Zoo is b.v. de logica een wetenschap, die hare methode van de natuurkunde afziet, om die den beoefenaars der geestelijke wetenschappen ter toepassing aan te bevelen.
Er zijn twee soorten van voorstellingen: onmiddellijke en middellijke. De laatste stellingen verkrijgen wij door redeneering, aan de eerste zijn wij zonder redeneering gekomen.
Welke stellingen zijn nu onmiddellijk? Die alle, maar die ook alleen, waarin wij eenvoudig onze gewaarwording, onze waarneming uitspreken, zonder haar door de inmenging van eenige redeneering te verontreinigen.
Al onze kennis bestaat uit gewaarwordingen en hetgeen er uit volgt. Eerst de zinlijke gewaarwording en dan het zinlijk gevoel, schoonheidsgevoel, zedelijk gevoel, godsdienstig gevoel. Hoewel Opzoomer in de omschrijving van deze „gevoelens” zwevend is, zouden deze toch een soort gewaarwordingen zijn. Zoo ontstaat al onze kennis door zinlijke waarneming. Zelfs de wiskunde wordt langs inductieven weg opgebouwd. De ruimtevormen zijn producten der waarneming.
Ook de algemeene en noodzakelijke waarheden zijn langs inductieven weg uit de waarneming af te leiden. De causaliteit is waarneembaar. De causaliteitswet (waarbij alle eindige werkingen veroorzaakt zijn door eindige oorzaken) geldt onbeperkt, wat ten gevolge heeft een volstrekt determinisme en de ontkenning van het wonder. In al onze redeneeringen zijn we inductief werkzaam. Zelfs bij de deductieve sluitredenen hebben wij met inductie te doen. Alle geestelijke wetenschappen arbeiden uitsluitend met deze methode.
Opzoomer heeft waarschijnlijk het onmogelijke van deze theorie zelf ingezien, blijkens hetgeen hij zegt op de laatste pagina van zijn boek Het wezen der kennis (1867, bladz. 200): „Het is jammer, dat niet alle verbinding van oorzaken in al de geestelijke wetenschappen een mechanische is. Vaak is zij een chemische. En in dat geval is de toestand hier veel ongunstiger dan in de natuurkunde. Wel mag ook hier [in de geestelijke wetenschappen] de hoop bestaan, dat de chemische verbinding eens tot een mechanische zal worden herleid, maar zoolang die hoop niet vervuld is, heeft zij geen waarde voor het wetenschappelijk onderzoek”.
De invloed van Opzoomer is zeer groot geweest. Vooral op theologen. Allard Pierson is zijn beroemde leerling geworden.
Zie: B. H. C. K. van der Wyck, Mr C. W. Opzoomer.
Een herinneringswoord, 1893; K. H. Roessingh, De moderne theologie in Nederland, 1914; G. B. Wurth, J. H. Scholten als systematisch theoloog, 1927.