Vorst van, geboren 1773, gestorven 1859, Oostenrijksch staatsman, is 40 jaar lang de ziel geweest van Oostenrijks binnen- en buitenlandsche politiek. Te Coblenz geboren, studeerde hij daar, in Straatsburg en in Mainz, ging in 1794 naar Weenen en trad in 1797 in Oostenrijkschen staatsdienst.
Spoedig (misschien was daarop mede van invloed zijn relatie tot de familie van Von Kaunitz, den grooten Oostenrijkschen staatsman van de voorafgegane periode, f 1794, wiens kleindochter hij trouwde) kwam hij in hooge functies. Hij werd gezant te Dresden, te Berlijn, te Parijs en in 1809 Minister van buitenlandsche zaken.
Dit laatste ambt maakte hem als vanzelf een der leiders van de antiNapoleontische beweging, die na den mislukten tocht van Napoleon naar Rusland overal begon te groeien en zoo was hij de aangewezen voorzitter van het Weener Congres, dat in de situatie, door Napoleons val geschapen, voorziening te treffen had. Vooral ook door Metternichs invloed droeg dat werk der Restauratie een conservatief karakter.
Het „Heilig Verbond”, door de Mogendheden gesticht, en de „Duitsche Bond”, die de zaken in Duitschland regelde, beide onder Metternichs auspiciën tot stand gekomen, waren bepaaldelijk gericht tegen alles, wat naar vermeerdering van volksinvloed zweemde. De volgende Congressen, te Aken, Karlsbad, Troppau, Laibach, Verona, alle door Metternich geleid, kenmerkten zich door felle tegenkanting tegen iederen vorm van liberale oppositie; en toen zich in 1817, door de actie der liberalen, in Duitschland revolutionaire woelingen voordeden, werden die door de Karlsbader besluiten (’t werk van Metternich) met kracht onderdrukt.
Zoo was Metternich de ziel der reactie-politiek, die allerwege na 1815 in Europa gevoerd werd. In 1821 werd Metternich rijkskanselier en dank zij die positie en den invloed, dien hij Oostenrijk in de Europeesche aangelegenheden had weten te verschaffen, kon hij zijn systeem onverzwakt handhaven tot 1847 toe, zoodat hij op het internationaal gebeuren van de middenjaren der 19e eeuw definitief het stempel der reactie drukte.
Eerst de revolutjebeweging van 1848 maakte aan zijn macht een einde. De liberale oppositie, in de Kroonlanden en Hongarije ondanks Metternichs waakzaamheid steeds gegroeid, bracht onder invloed van de Februari-omwenteling te Parijs ook Oostenrijk in roer.
Aller verzet keerde zich tegen Metternich, in wien het gehate autocratische stelsel belichaamd was.
Hij moest zijn ontslag nemen en het land verlaten.
Na verloop van enkele jaren kon hij wel terugkeeren, maar dan als ambteloos burger. In volkomen teruggetrokkenheid woonde hij, tot zijn dood (13 Juni 1859), te Weenen.