(✝ 680), de eerste Angelsaksische Christelijke dichter, van wien met zekerheid iets bekend is. Beda Venerabilis schrijft over hem in zijn kerkgeschiedenis der Angelsaksers IV, 24.
Hij was oorspronkelijk koeherder bij het klooster van Whitby. Beda verhaalt van hem, dat hij in slaap viel en in zijn droom iemand tot zich zag komen, die hem vroeg, om te zingen.
Caëdmon vroeg: „wat zal ik zingen”, en de onbekende antwoordde: „zing mij van de schepping”, en Caëdmon was op eens in staat liederen aan te heffen. Toen hij ontwaakte, herinnerde hij zich, dat hij gezongen had.
Aan de abdis van het klooster werd dit wonder verteld. Nu werd Caëdmon opgenomen in het klooster te Streanes Halch en daar ontwikkelde hij zijn dichterlijke gaven.
In zijn liederen bezong hij verhalen uit het Oude en Nieuwe Testament.