Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Basan

betekenis & definitie

I. Het land van Og, den koning der Amorieten, met de residentiën Astaroth en Edreï (Num. 21 : 33; 32 : 33; Deut. 1:4; Joz. 9:10; 12 : 4).

Nadat het ten onder was gebracht, werd het aan den halven stam van Manasse toegekend (Deut. 3 : 13; Jos. 13 : 30; 21 : 6; 22:7; 1 Kron. 5 : 23), welks dapper lid Jaïr de landstreek Argob, d. i. het Noord-Westelijk deel veroverde en naar zijn naam noemde, gelijk Machir het Zuidelijk Gilead verkreeg (Deut. 3 :14 e. v.). Het omvatte met het rijk van Sihon het gansche land ten Oosten der Jordaan van de Arnon tot den Hermon (Deut. 3 : 8) en den Antilibanon, die als een hooger gelegen gebergte tegenover het lager gelegen Zion wordt geplaatst, wanneer het heet: „De berg Basan is een berg Gods, de berg Basan is een bultige berg” (Ps. 68:16).

Met Gilead maakte het ten tijde van Salomo een provincie uit (1 Kon. 4 : 19), en viel bij de verdeeling van het rijk der 10 stammen, reeds onder Jehu het eerst aan vreemde veroveraars, en wel aan de Syriërs ten deel (2 Kon. 10:33; Micha 7 : 14). Na de Babylonische ballingschap ontstond door een veranderde uitspraak de naam Batanea, hoewel in meer beperkte beteekenis voor het Zuidelijk deel, dat aan Gilead grensde, terwijl de Oostelijke grens Trachonitis en Auranitis en de Westelijke Gaulonitis en Iturea waren.II. Op de gesteldheid der natuur van Basan of Hauran wijzen de 60 ommuurde steden, die door de Israëlieten veroverd, ter wille van de merkwaardigheid altijd in ’t bijzonder worden vermeld (Deut. 3 : 4 v.; 1 Kon. 4 : 13).

Niet slechts de verovering van zulke vaste steden was voor de Israëlieten gedenkwaardig, maar reeds het gezicht op zichzelf. Wordt in het Oostelijk en Westelijk Jordaanland de witte kalk en in Edom de zandsteen gevonden, in Basan daarentegen de zware basalt. Terwijl daarom van het gebergte Seïr af de inwoners in natuurlijke en kunstmatige rotsspleten het gemakkelijkst zekerheid en bescherming vinden voor hitte en koude, moeten in deze streken steden gebouwd, ommuurd en met vaste poorten worden voorzien. Daarom wekken de ommuurde steden en dorpen met hare zwarte basalthuizen, poorten en deuren nog heden de bewondering der reizigers op. Zelfs de deuren zijn meestal slechts één steen, die in steenen scharnieren ronddraait. Misschien was ook het 9 el lange bed van Og, den koning der reuzen, te Rabbath Ammon te zien (Deut. 3 : 10), uit zulk een ijzerkleurigen steen.

III. Wat de voortbrengselen betreft, is Basan zelfs in zijn tegenwoordigen staat van verwoesting een heerlijk land. De 2000 voet hooge vlakte is veel gezonder en frisscher dan het lager gelegen Jordaanland. De rijk bewaterde grond is met koren en zulk een weelderig gras bedekt, dat de paarden er met moeite door kunnen ; daarom waren oudtijds de vette weiden (Jer. 50 : 19; Micha 7 : 14), zoo ook het vee, vooral de stieren van Basan beroemd ; en bokken, rammen (Deut. 32 : 14), ossen (Ps. 22 : 13), koeien (Amos4:1) van Basan, zijn zooveel als vette „gemeste van Basan” (Ezech. 39:18). De bergen in het Oosten waren bedekt met eiken, die sterke wouden vormden (Jes. 2 : 12; Zach. 11:2) en voor den Syrischen scheepsbouw dienden (Ezech. 27:6).

< >