Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Barnabas

betekenis & definitie

Dit is de naam van een man, van wien wij lezen in de Handelingen der Apostelen en een enkel maal ook in de brieven van Paulus. Zijn eigenlijke naam is Joses, of Jozef.

Hij was van Joodsche afkomst, een Leviet, doch hij was van geboorte uit Cyprus en behoorde dus tot de Diaspora-Joden, de Joden in de verstrooiing. Later is hij in Jeruzalem, waar ook zijn tante woont, Maria, de moeder van Johannes Markus (Hand. 12 : 12 vgl.

Col. 4 : 10). Hier in Jeruzalem is hij, naar wij mogen gelooven, in aanraking gekomen met den stroom des Heiligen Geestes, die sinds den Pinksterdag zoo rijkelijk vloeide, en is hij toegebracht tot de gemeente des Heeren.

Al spoedig moeten de apostelen in hem een man gezien hebben van bijzondere gaven, want waarschijnlijk op grond daarvan, dat zij hem hadden hooren spreken, gaven zij hem den naam van Barnabas d. w. z. zoon der profetische toespraak of vermaning, „zoon der vertroosting” (Hand. 4 : 36), en erkenden hem daarmede voor een profeet, gelijk hij ook later uitdrukkelijk een profeet genoemd wordt (Hand. 13 : 1).Het eerste, wat wij van Barnabas lezen, is dit, dat hij een akker had — dat dit niet in strijd werd geacht met de Mozaische wetten, die de Levieten verboden, grondbezit in Kanaan te hebben (Num. 18 : 20,23; Deuter. 10: 9), bewijst reeds het voorbeeld van Jeremia, zie Jerem. 32: 7 — en dat hij dien akker verkocht en het geld daarvan legde aan de voeten der apostelen (Hand. 4 : 36, 37). Geheel anders dan Ananias en Saffira, die ook wel een haven verkochten, maar van de opbrengst daarvan terughielden voor zich zelven. Barnabas was een goed man en vol des Heiligen Geestes en des geloofs (Hand. 11:24); hij, liet zich in alles door den Heiligen Geest leiden en gaf daarvan ook in die eerste tijden van de jeugdige Nieuw-Testamentische gemeente een treffend blijk.

De algemeene achting en vertrouwen, die hij door dit alles verkreeg en genoot, blijkt later ook uit den grooten invloed, dien hij uitoefende op de apostelen en op de Jeruzalemsche gemeente, toen het noodzakelijk was, den jongen bekeerden Saulus bij deze te introduceeren en het wantrouwen tegen hem weg te nemen (Hand. 9 : 27). Misschien kenden Barnabas en Saulus elkander reeds van vroeger; het eiland Cyprus, vanwaar Barnabas afkomstig was, en Tarsen in Cilicië, de geboorteplaats van Saulus, lagen niet ver van elkander; en misschien is het mede daaruit te verklaren, dat Barnabas, vóór alle anderen in Jeruzalem, niet alleen geloof heeft geslagen aan de oprechtheid van Saulus’ bekeering, maar dat hij ook van stonde aan de overtuiging bezat van zijn groote beteekenis en kracht. Althans, toen hij door de gemeente van Jeruzalem naar Antiochië in Syrië was gezonden met een gewichtige opdracht en hij van nabij de eischen leerde kennen, welke het werk aldaar hem stelde, ging hij uit naar Tarsen, om Saulus te zoeken (11 : 22—26). Zóó was Barnabas tweemalen aanéén de tusschenschakel tusschen het groote werk des Heeren en Saulus.

Een practisch bewijs van het wèl gelukken van hun vereenigden arbeid te Antiochië werd gegeven in de ondersteuning, welke de gemeente door hun hand zond naar de ouderlingen te Jeruzalem, naar aanleiding van de profetische aankondiging van een naderenden hongersnood (11 : 27—30).

Na hun terugkeer van Jeruzalem te Antiochië werden de beide vrienden, op last des Heiligen Geestes, plechtig afgezonderd voor het werk, tot hetwelk de Geest hen geroepen had (13:2,3), en van dien tijd af dragen zij, ofschoon niet behoorende tot de twaalve, ook den titel van apostel (14 : 4, 14). Dientengevolge vergezelde Barnabas Saulus (of, zooals hij nu voortaan genoemd wordt, Paulus) op zijn eerste zendingsreis, allereerst bezoekende zijn geboortegrond Cyprus. Later, te Lystre, werd hij, misschien om zijn oudere en eerwaardige verschijning, voor Jupiter gehouden, terwijl Paulus als de woordvoerder voor Mercurius doorging (14 : 12). De reis eindigde te Antiochië, waar zij begonnen was (14 : 26). Zie verder over deze reis het artikel Paulus.

Van deze stad uit vergezelde Barnabas nog eens weer Paulus en eenige andere broeders naar Jeruzalem, om daar met de apostelen en de ouderlingen te beraadslagen over het vraagstuk, dat tijdens hun afwezigheid in Antiochië aan de orde was gesteld: of nl. de Heidensche bekeerlingen zich ook moesten onderwerpen aan de besnijdenis, wilden zij zalig worden (15:1 v.v.). Opmerkelijk is, dat in dit verhaal Barnabas genoemd wordt vóór Paulus (vs 12), in strijd met de gewone orde der namen vanaf Hand. 13 : 43 (vgl. echter 14:14). Misschien heeft hij het eerst gesproken als de oudere en beter bekende van de twee.

Na de vergadering keerden de beide apostelen tot hun oude werk van leeren en prediken te Antiochië terug (15 : 35), en maakten vervolgens het plan tot een tweede zendingsreis, om de plaatsen van hun vroegeren arbeid weer te bezoeken (15 : 36). Maar zij werden oneenig onder elkander over het medenemen van Johannes Markus, die hen vroeger verlaten had, en de verbittering werd zoo groot, dat zij van elkander scheidden. Barnabas nam Markus, die zijn neef was (Col. 4 : 10), en ging naar Cyprus, terwijl Paulus Silas verkoos en door Syrië en Cilicië reisde. Uit het feit, dat Paulus in ’t bijzonder der genade Qods door de broederen bevolen werd, zou men kunnen afleiden, dat de gemeente te Antiochië op zijn hand was, meer dan op die van Barnabas (15 : 37—41).

Barnabas komt nu verder in de Handelingen der Apostelen niet meer voor, maar uit de achting en sympathie, die Paulus hem toedraagt blijkens zijn brieven (1 Cor. 9:6; Gal. 2 : 13; Col. 4 : 10), mogen wij besluiten, dat, ofschoon zij voortaan niet meer één weg gingen en samen arbeidden, toch de oude vriendschap niet werd vergeten. Daar is geen voldoende historische grond, om Barnabas voor den broeder te houden, dien Paulus met Titus zond naar de Corinthiërs (2 Cor. 8 : 18), zooals sommigen doen, maar uit 1 Cor. 9 : 6 vernemen we, dat Barnabas evenals Paulus zijn levensonderhoud verkregen moet hebben door het werk zijner handen.

Te oordeelen naar de berichten, die wij aangaande hem bezitten, is Barnabas een man geweest van niet geringe beteekenis in de eerste tijden der Christelijke kerk, imponeerend en achtenswaardig in zijn verschijning, goedaardig van inborst, bezielend in zijn optreden, krachtig in het vermanen en vertroosten beide, een man, vol des Heiligen Geestes en des geloofs. Wat hem daarbij echter van bijzondere beteekenis maakt, is dit, dat hij verkoren en geroepen is geworden, om als het ware het verbindingslid te vormen tusschen het werk Gods te Jeruzalem aan de ééne zijde, en de prediking van het Evangelie onder de Heidenen, begonnen te Antiochië aan de andere zijde. In hem, haren afgezondene (Hand. 11 : 22), heeft de gemeente te Jeruzalem de genade Gods in de toebrenging der Heidenen te Antiochië, gezien en erkend en er zich over verblijd (11 : 23); maar in hem ook en door zijn invloed, heeft de gemeente te Antiochië de hand der geloofs- en liefdesgemeenschap uitgestoken naar die te Jeruzalem, heeft zij den band bewaard aan den grondslag, hier gelegd. Daarom werd Barnabas ook van zoo groote beteekenis voor het levenswerk van den apostel Paulus. Later treedt hij verre achter dezen terug en wordt dan ook gewoonlijk na hem genoemd. In beslistheid en kracht moet hij voor hem onderdoen.

Ook in den twist over het medenemen van Johannes Markus toont hij zich meer een man, die zich leiden laat door gevoelsoverwegingen dan door een vast beginsel. Zelfs kan hij, in weerwil van zijn betere principes, er te Antiochië nog toe komen om te heulen met de Judaistische partij en zich mede te laten aftrekken tot de veinzing, waaraan zoovele anderen zich overgaven; iets, wat Paulus later doet zeggen: „ook Barnabas” (Gal. 2 : 13). Maar, al gaat Barnabas dan straks ook geheel achter Paulus schuil, het mag niet worden vergeten, dat Barnabas in den beginne door God is gesteld tot het instrument om Paulus te verbinden aan het werk des Heeren in den voortgang en den opbouw zijner gemeente — eerst aan de apostelen te Jeruzalem, want ook Paulus moet op dezen grondslag, door Christus gelegd, voortbouwen — straks aan de gemeente van Antiochië, opdat de door Christus daartoe bestemde Heidenapostel hier zijn eerste groote arbeidsveld en tegelijk het steunpunt van zijn geheele verdere zendingswerkzaamheid onder de Heidenen mocht vinden.

Tertullianus en anderen hebben Barnabas ook gehouden voor den schrijver van den Brief aan de Hebreën.

Er zijn verder over Barnabas nog allerlei legenden in omloop gekomen en geschriften onder zijn naam b.v. een Brief van Barnabas, etn Evangelie van Barnabas, en de Handelingen (Acta) van Barnabas, vervaardigd door Markus, een verhaal van zijn arbeid op Cyprus. Maar deze missen voor ons alle historische waarde.