Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Ascese

betekenis & definitie

is van oorsprong een Heidensch begrip. De Grieken gebruikten het woord (dat letterlijk oefening beteekent) voor de lichamelijke onthouding der athleten, die zich voorbereidden voor den kamp.

Verder kreeg het woord een zedelijke beteekenis, n.l. beheersching en dooding der zinnen in den weg van wereldontvlieding, tot verkrijging van meerdere geestelijke volmaaktheid, of om zich aangenaam te maken bij God. In dien zin is de ascese schier bij alle volken bekend, bij de Boeddhisten vooral om de ziel te stemmen tot de extase der zelfbespiegeling.Ook op het gebied der ascese is er een duidelijke tegenstelling tusschen de valsche religies en het Christendom. Wel geeft het Oude Testament (bepaaldelijk de Levietische wetten) allerlei voorschriften en voorbeelden aangaande de onthouding van sommige spijzen, het vasten, hetzij op geregelde tijden (Groote Verzoendag), hetzij in bijzondere nooden en droefenis (1 Sam. 31:13; 1 Kon. 21 : 12), of ook ten opzichte van bijzondere openbaringen Gods (Ex. 19 : 15), maar deze onthouding droeg geen ascetisch karakter. Zij was, gelijk de andere ceremoniëele bepalingen, van tijdelijken aard en diende om Israël op te voeden voor het Messiasrijk. Tegenover de eigenlijke ascese staat het Oude Testament beslist veroordeelend. Het toont ons in den aanvang Adam wandelende in een weeldehof (dat Adam geen vleesch at bewijst niets vóór het vegetarisme, daar de zonde nog niet was ingetreden), en later is het God zelf, die Abraham rijk maakt, Israël met vleesch voedt in de woestijn en Salomo met heerlijkheid bekleedt. Verminking van het lichaam is beslist verboden; eunuchen (gesnedenen) mochten in het heiligdom niet komen; feestvreugde, wijn (uitgezonderd de Nazireërs) en geslachtelijke omgang, wordt niet verboden, maar beschouwd als gave Gods.

Het Nieuwe Testament stemt hierin volkomen met het Oude Testament overeen. Jezus en de discipelen hebben wel gevast (Matth. 4:2; Hand. 13 : 2), maar nergens is het vasten wettelijk voorschrift; het dient slechts tot voorbereiding van een geestelijke gesteldheid (Hand. 13 : 2). Wat Christus eischt van zelfverloochening, kruis dragen, het uitrukken van het oog, enz. is geen ascese, maar het noodzakelijke loslaten van alles wat de beslistheid der keuze en den dienst Gods in den weg staat. In tegenstelling met de uitwendige onthouding (vooral het vasten) der Farizeërs, stelt Jezus de innerlijke reiniging van het hart. Zelf geeft Jezus het voorbeeld van een gezond, natuurlijk leven, door te komen „etende en drinkende”, zelfs op een bruiloft door het wonder (water in wijn veranderd!) de feestelijke vreugde verhoogend.

Ook in den ap'ostolischen tijd ligt de ascese buiten den gezichtskring van de gemeente. Wel stelt het Nieuwe Testament bij monde van de apostelen den eisch van zelfverloochening en kruisiging des vleesches (Gal. 5:24), ook wordt gewaarschuwd tegen opschik en weelde (1 Petr. 3 : 3), en klinkt voortdurend het bevel nuchter (ook lichamelijk bedoeld!) en waakzaam zijn, maar het beginsel der ascese staat hier buiten. Onthouding is alleen middel om in den zedelijken strijd sterk te zijn (1 Cor. 9 : 25) ten einde de onverderfelijke kroon te ontvangen, en lijdzaam te zijn onder het kruis (Hebr. 12 : 1 — 13). In bepaalde gevallen moge het oorbaar zijn, dat de Christen ongehuwd blijft, of, gehuwd zijnde, zich van de huwelijksgemeenschap onthoude (1 Cor. 7), het huwelijk zelf wordt niet verboden, evenmin het gebruik van wijn, of andere levensvreugde. Integendeel, de apostel Paulus keert zich streng tegen de opkomende sekten, die uit Joodsche of Heidensche overwegingen de ascese propageeren in de gemeente (Gal. 2 :12 v.v.; Col. 2:16v.v.; 1 Tim. 4: 3-8).

In de na-apostolische kerk treedt echter langzamerhand verandering in. Al vroeg wordt (waarschijnlijk in tegenstelling met het opkomend wereldleven der rijken) geregeld vasten, vrijwillige armoe, onthouding van wijn, zelfontmanning, het maagd blijven enz., als hoogere vorm van geestelijk leven aangeprezen. Reeds in 180 n. C. wordt het als verdienstelijk beschouwd zich in monnik-eenzaamheid terug te trekken in de woestijn. Tertullianus hecht aan dergelijke onthouding zedelijke en godsdienstige beteekenis. De Grieksche levensleer, bepaaldelijk het Platonisme, werkt de Ascese in de hand.

Van Plotinus wordt bericht, dat hij zich scheen te schamen een lichaam te hebben. De heilige Antonius voelde alle lichamelijke behoefte als schande. Vandaar een bittere strijd tegen het vleesch door vasten, zwijgen, pilaarleven enz. De verhouding tusschen ziel en lichaam gold bij velen als dualisme (gescheiden tweeheid). Zoo ontstond het monnikendom als een aparte kerk van heiligen (religiosi) in de kerk. In het monnikendom heeft de ascese bepaalde verdienste, en wordt het onthoudingsleven tot een systeem, voornamelijk in deze drie dingen: coelibaat (ongehuwd leven), armoe en gehoorzaamheid. In de 11de eeuw bereikt deze kerkelijke ascese het hoogtepunt in zelfverminking, geeseling, stekelgordel, zware ketenen enz.

De Hervorming greep ook hier reformatorisch in. Luther herstelde het leven in zijn natuurlijke schoonheid en bloei. Van hem is de spreuk: „Zoolang het artikel van de rechtvaardiging door het geloof onvervalscht blijft, zal niemand licht een monnik worden”. Het vasten handhaafde Luther als middel tot geestelijke tucht. Klaarder en meer naar het beginsel herstelde Calvijn het verband tusschen natuur en genade. Het oordeel van Troeltsch, dat het Protestantisme het wereldontvliedend karakter vertoont van het Christendom der Middeleeuwen, geldt in geen geval van het Calvinisme, dat het geheele wereldleven voor God opeischt, en zelfs het meest aardschewerk een Goddelijk beroep noemt. Calvijn zelf bevorderde muziekuitvoeringen, volkspeien en veroordeelde zelfs het tooneel niet volstrekt.

Eerst het Piëtisme en Methodisme bracht hierin ten deele verandering. Ten deele door de verbastering van het Calvinisme zelf, ten deele uit reactie tegen de verwereldlijking van het godsdienstig leven, deed een eenzijdig en ziekelijk Puritanisme zijn intocht: verbod van alle wereldsche genoegens, zelfs muziek (orgel in de kerk!), tabak, literatuur, schaakspel, wandelen op Zondag, dragen van gouden ring, oudmodisch gekleed gaan enz. Deze ascetische opvatting van het leven is in Engelsch-methodistische kringen sterker dan in Nederland (rooken en wijn drinken geldt onder de methodisten in Amerika beslist als zonde), maar toch is de kerk in. Nederland deze ascese nog lang niet te boven.

Merkwaardig is in de laatste eeuw de opkomst van een moderne ascese, die geheel afzijdig staat van de religie. Zij wil juist, in de plaats van het Christendom, een louterende macht zijn tot verheffing van het lichaam. Uitgaande van het beginsel, dat de mensch is wat hij eet, en dat hij een product is van de maatschappelijke omstandigheden, wil de moderne ascese een totale wedergeboorte tot stand brengen in het menschelijk geslacht, door den mensch te doen breken met een beschavingsweelde, die bezig is te ontzenuwen en te verbeestelijken. Vandaar drankbestrijding, vegetarisme (onthouding van vleeschspijzen), luchtbaden, landkolonies, enz. Sommigen gaan zóóver, dat zij alleen rauwe vruchten eten en in holen of in bosschen wonen. Men meent op deze wijze de dierlijke instincten en de ontaarding, die gevolg is van de cultuur, te overwinnen.

Voor den Christen is deze ascese om haar materialistisch beginsel veroordeeld. Toch roept zij hem de zondige moderne beschaving met het Christelijk beginsel te bestrijden. Onthouding, b.v. van drank, kan in zekere omstandigheden Christelijke roeping zijn. Nooit mag echter dergelijke onthouding aan de persoonlijke vrijheid van den Christen afbreuk doen, noch ook worden gerekend als bijzondere zedelijke verdienste voor God.