is een oorspronkelijk Grieksch woord, dat „verborgen” beteekent. Een eigenaardige wijziging van beteekenis verkreeg het doordat het op boeken en geschriften werd toegepast.
Eenerzijds worden dan onder apocriefe boeken of geschriften zoodanige verstaan die men verborgen houdt om de hooge waarde die men daaraan hecht, geheimschriften dus; anderzijds kunnen het ook boeken of geschriften zijn die men als minderwaardig aan het gemeene gebruik onttrekken wil. In dezen laatsten zin werd de benaming ook toegepast op die boeken en geschriften welke door de Christelijke kerk voor haar gebruik in den openbaren eeredienst ongeschikt werden geacht.
Apocrief werd alzoo de tegenstelling van kanoniek. Kanoniek waren de Bijbelboeken, die door de kerk als door Gods Geest geïnspireerd en daarom als richtsnoer voor gelooven en handelen werden erkend; de overige onder de Christenen wel in omloop zijnde geschriften werden apocrief geheeten.
Naast dit gebruik van apocrief staat nog een ander, waardoor wordt aangeduid dat de oorsprong van zulke boeken verborgen was, dat daarvan de auteur onbekend was; een gebruik waaraan zich lichtelijk de ongunstige nevenbeteekenis paarde dat zulke boeken „onecht” waren, op een anderen naam stonden dan hun toekwam. Dikwijls werden beide voorstellingen vereenigd: apocriefe boeken en geschriften waren dan zulke die van het kerkelijk gebruik uitgesloten waren wijl ze „onecht” en dus ook onbetrouwbaar waren.
In het algemeen kan de benaming apocrief op een zeer groote menigte van boeken en geschriften worden toegepast, welke in den loop der tijden zoowel de boeken des Ouden als des Nieuwen Testaments ter zijde zijn gesteld geworden. Echter is de benaming Apocriefe Boeken in het spraakgebruik beperkt tot enkele zeer bepaalde boeken, welke in Art. 6 onzer Nederlandsche Geloofsbelijdenis worden genoemd en als aanhangsel in onzen Statenbijbel zijn opgenomen.
Deze Apocriefe Boeken vormen het meerdere, dat de Grieksche overzetting der zeventig (de Septuaginta) en de Latijnsche Bijbel (de Vulgata) hebben boven den Hebreeuwschen Bijbel. Zij bestaan uit verschillende afzonderlijke boeken, zooals b.v. de boeken der Maccabeeën en de boeken van Baruch, Jezus Sirach, Tobias en Ezra, zoowel als uit toevoegsels aan kanonieke boeken: aan Esther en aan Daniël.
Tot op de Hervorming zijn deze Apocriefe Boeken, in spijt van enkele ongunstig-luidende stemmen, met name van den kerkvader Hieronymus, algemeen als kanoniek gebruikt en geëerd.
Door de Hervorming zijn ze evenwel als niet-kanoniek verworpen, en met den naam Apocriefe Boeken bestempeld geworden.
De Roomsche kerk heeft in de vierde Sessie van het Concilie van Trente daartegenover de kanoniciteit dezer boeken gehandhaafd, met uitsluiting van het gebed van Manasse en het derde en vierde boek Ezra, welke in de officieele Bijbeluitgave als aanhangsel achter het Nieuwe Testament een plaats erlangen. Luther heeft de Apocriefen als aanhangsel achter zijn Bijbeluitgave opgenomen met de opmerking dat deze boeken niet met de Heilige Schrift gelijk te stellen, maar toch wel nuttig en goed om te lezen zijn.
Zoo zegt ook onze Belijdenis dat „de kerk ze wel lezen kan, en daaruit ook onderwijzingen nemen, voor zooveel als zij overeenkomen met dekanonieke boeken.” Hieruit blijkt wel dat dus in het gebruik van den naam Apocrief geen ander waardeeringsoordeel ligt dan dat de bedoelde boeken geen deel uitmaken van den Kanon, en dus ontberen het Goddelijk gezag waarmede de kanonieke boeken tot ons komen. Een uitspraak omtrent de historische betrouwbaarheid en religieuszedelijke waardij ligt er dus niet in.
Trouwens over die betrouwbaarheid en waardij is ten aanzien van de verschillende boeken ook op zeer onderscheidene wijze te oordeelen. Zoo is met name het eerste boek der Maccabeeën in het algemeen een historische bron van groote waarde en spreekt uit Jezus Sirach een weldadige zedelijke ernst.
Daarentegen treffen wij in de boeken van Ezra, Tobias en Judith de grofste historische anachronismen aan, en zijn de geschiedenissen die daarin, alsmede in de aanhangsels van Daniël, ons worden opgedischt even waardeloos als de filosofische speculaties waarop het boek der Wijsheid ons vergast.