werd op den 16en December 1706 in de stad Perth (Schotland) geboren. Zoowel van vadersals van moederszijde stamde hij uit een deftig geslacht.
Ook zijn ons uit beide geslachten kloeke belijders van den Naam des Heeren bekend. De ook ten onzent nog steeds geliefde broeders Erskine heeft hij van nabij gekend.
Wegens een onbekende oorzaak toog hij in 1727 naar ons land. Rotterdam schijnt aanvankelijk zijne woonplaats geweest te zijn en enkele omstandigheden wettigen het vermoeden, dat hij daar werkzaam is geweest op het kantoor van den grooten koopman A. van der Willigen, die zelf niet onervaren was in de Heilige Godgeleerdheid.
Door de hulp van dezen heer en van den heer A. de Sterke te Woubrugge en Ds Tarée, predikant te Tiel en te Woerden, werd hij in staat gesteld eerst te Groningen en daarna te Leiden in de Theologie te studeeren. Op den 5den October 1734 verwierf hij den graad van Doctor in de filosofie.
Op den 1en Mei 1735 deed hij zijn intrede te Woubrugge met eene preek naar Zacharia 6 :15. Wegens herhaalde krankheid zag hij zich in April 1773 genoodzaakt zijn ambt neer te leggen.
Slechts korten tijd genoot hij van het emeritaat. Op den 10den December 1774 overleed hij te Gouda.
Bijna 40 jaren is Comrie dus dienaar des Woords te Woubrugge geweest. Een zevental beroepen wees hij af.
In Juni 1919 werd een fraai geschilderd portret van Comrie, afkomstig uit de nalatenschap van een zijner afstammelingen, opgehangen in de kerkekamer van de Nederlandsch Hervormde kerk te Woubrugge.Van Comrie kan zonder overdrijving gezegd worden, dat hij tot de beste predikers van zijn tijd behoorde en dat hij zich blijkbaar beijverd heeft de lessen te volgen van hen, die, van welke richting ook, tegen de gewone fouten der toenmalige predikers waarschuwden. Zijn preeken hebben de verdienste, dat de inleiding en de toepassing over het algemeen kort zijn en goed bij den tekst passen; dat alle schoolgeleerdheid is vermeden; en dat niet verschillende verklaringen van den tekst ter sprake gebracht en één voor één bestreden worden, totdat de door den prediker voorgestane opvatting overblijft. De redenaar had een afkeer van het bezigen van vreemde woorden en van het z.g. vergeestelijken van den tekst; vermeed alle platheid van taal; sprak onomwonden zijn meening uit; toonde, dat hij het menschelijk hart door en door kende; was evenals Van Lodenstein scherp in het bestraffen van de zonde maar tevens liefelijk in het vertroosten en leerzaam voor onkundigen en voor zwakken in het geloof. Hij vergat noch de vermaningen van Paulus „Houd aan in het lezen” en „Bedenk deze dingen” noch het gevleugelde woord van Luther „goed gebeden is goed gestudeerd”. En dat zijne preeken zoo degelijk waren, zal niemand bevreemden, die weet hoeveel studie en tijd hij er aan besteedde. Comrie maakte er geen geheim van, dat hij „door drie wekelijksche Predikatiën (twee op Zondag en één door de week) en door twee catechisatiën” in den wintertijd zóó bezet was, dat hij zich nauwelijks aan eenige andere bezigheden wijden kon, gelijk dan ook in den winter te Woubrugge geen huisbezoek werd gedaan.
God schonk aan Comrie meer dan één talent voor schrijver en juist door zijne geschriften is hij geworden en gebleven een man van groote beteekenis. In het geheel gaf hij 23 werken en werkjes uit. Voor een deel zijn het oorspronkelijke, voor een deel uit het Engelsch vertaalde en voor een ander deel met zijn vriend Ds. Holtius van Koudekerk (Z.-H.) samen vervaardigde geschriften. De meest bekende zijn deze:
1°. Het ABC des geloofs of Verhandeling van de benamingen des zaligmakenden geloofs volgens de letters van het alphabet;
2°. Verhandeling van eenige Eigenschappen des zaligmakenden geloofs;
3°. Verzameling van Leerredenen;
4°. Stellige en Praktikale Verklaring van den Heidelbergschen Catechismus;
5°. Examen van het ontwerp van Tolerantie;
6°. Brief over de Rechtvaardigmaking des zondaars door onmiddellijke toerekening der Borggerechtigheid van Christus.
Het eerste drietal is praktisch van aard. Voor duizenden zijn deze boeken in het verleden en in het heden ten rijken zegen geweest. Ze zijn herhaaldelijk herdrukt. Het ABC des geloofs zelfs meer dan 20 maal. In het tweede drietal is de Theoloog, en met name de Dogmaticus, aan het woord. Voor de Gereformeerde Theologie waren deze drie werken van blijvende beteekenis.
Vooral het Examen van het ontwerp van Tolerantie — in samenwerking met Holtius geschreven en uitgegeven — is een meesterstuk. Ieder deskundige zal eerbied hebben voor de groote kennis der geleerde auteurs en voor hunne warme verdediging van het Gereformeerde belijden.
Het levenswerk van Comrie is geweest de uiteenzetting van het wezen en de werkzaamheid van het Geloof en de handhaving van de leer der Rechtvaardiging des zondaars door de onmiddellijke toerekening van de gerechtigheid van Christus. Geheel in overeenstemming met de Heilige Schrift leerde Comrie, dat het eerste werk, hetwelk de Heere doet in den zondaar, dien Hij besloten heeft te zaligen, de wedergeboorte is. Bij de wedergeboorte wekt God den zondaar, die van nature dood is in zonden en misdaden, door zijne kracht op tot een nieuw leven. Bij deze wedergeboorte nu schenkt de Heilige Geest aanstonds het geloof. Echter nog niet als een daad of een werkzaamheid, maar als een vermogen of hebbelijkheid. In deze hebbelijkheid des geloofs, welke „het punt der vereeniging van de ziel met Christus vormt”, zitten van stonde af aan in de beide stukken of deelen, waaruit het geloof bestaat, dat is dus: de kennis en het vertrouwen.
Edoch, het is niet genoeg, dat dat alles in kiem in de hebbelijkheid des geloofs besloten is. Uit de zaadkorrel moet de stengel, daarna de aar, ten laatste het koren in de aar te voorschijn komen. Het geloof als vermogen moet tot dadelijkheid overgaan en in geloofsdaden en geloofsoefeningen openbaar worden. Welnu onder den invloed van Gods Woord en Geest is dit dan ook het geval. De kennis en het vertrouwen treden hand aan hand aan het licht. Zoodra het geloof als hebbelijkheid in de daad van het geloof uitkomt, richt het zich op den Christus, gelijk Hij voor ons treedt in het gewaad der Schrift, weshalve ook de Zaligmaker het voorwerp des geloofs is.
Niet in dien zin alsof het geloof bij den Christus zou blijven staan. Neen, het geloof rust niet, alvorens het door den Heere Jezus tot het Vaderharte Gods is doorgedrongen. Maar alzoo, dat het geloof begint met het vluchten, het toevlucht nemen tot het Lam Gods, dat de zonde der wereld droeg. Met zijn schoone en breede bespreking van de natuur en de werkzaamheden des geloofs, beoogde Comrie een einde te maken aan de heftige disputen onder de Gereformeerden over dit belangrijke onderwerp, die voor het geestelijk leven zeer schadelijk waren. Nu is het hem niet gegeven, alle Gereformeerden terstond voor zijn zienswijze te winnen. Maar toch smaakte hij de voldoening, dat de vrede tusschen de broeders terugkeerde.
En allengs vond zijn beschouwing zooveel ingang, dat zij heden ten dage vrijwel het algemeen gevoelen der Gereformeerden kan worden genoemd. Nu heeft Comrie niet voor ’t eerst deze opvatting voorgedragen. Maar wel heeft hij haar nader ontwikkeld, haar helderder dan ooit ontvouwd, en haar tegen verschillende bedenkingen verdedigd. En zoo zal de naam Comrie steeds aan de Gereformeerde opvatting van het geloof verbonden blijven.
Niet allereerst om broeders, die dreigden uiteen te gaan, tot elkander terug te brengen, heeft Comrie zich geworpen op het niet minder belangrijke stuk van de rechtvaardiging eens zondaars voor God. Ds A. van der Os, pred. te Zwolle, gesteund door prof. Schultens Jr. en prof. van den Honert Jr., ondergroef de reformatorische beschouwing van dit dogma. Hiertegen zijn Comrie en Holtius in verzet gekomen. De strijd nam zeer groote afmetingen aan. Tallooze pamfletten en boeken zagen het licht.
En natuurlijk is de zaak ook op de kerkelijke vergaderingen behandeld geworden. En juist om het gevoelen der Reformatoren te staven, dat bij de rechtvaardiging het geloof niet als een verdienste des menschen in aanmerking komt, maar dat de rechtvaardiging geschiedt door de onmiddellijke toerekening der gerechtigheid van Christus, welke door het van God gegeven geloof aanvaard en toegeëigend wordt …. hebben Comrie en Holtius er met zooveel nadruk op gewezen, dat de rechtvaardiging teruggaat tot in den Raad Gods. Een opvatting, waarover in den grond der zaak alle Gereformeerden het eens zijn. Veel smaad hebben Comrie en Holtius om hun dapper verweer en hun doorwrochte betoogen moeten verduren. Ja, het heeft aan Comrie bijna zijn ambt en aan Holtius bijna zijn emeritaats-pensioen gekost. Helaas hebben ze ten laatste op het bevel der Staten van Holland gezwegen.
Dit weinige (den belangstellenden lezer verwijs ik verder naar mijn in 1892 verschenen proefschrift over Comrie) moge genoeg zijn, om de uitspraak te rechtvaardigen, dat Comrie tot de uitnemendste Gereformeerde Theologen behoord heeft en dat nog steeds de bestudeering zijner geschriften onder Gods zegen van groot nut zijn kan.