Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Abárim

betekenis & definitie

Overgang, een bergketen in het land ten Oosten der Jordaan, van tamelijke uitgestrektheid. Het eerste station toch der Israëlieten, Ijim, tegenover, d.i. ten Oosten van Moab, voordat zij over den Sared trokken (Num. 21 : 11), lag aan het gebergte Abarim en ook het laatste, voordat zij in de vlakten van Moab den Araba, tegenover Jericho, wilden afklimmen (Num. 33; 44—48).

Het was daar, dat Mozes het bevel ontving, om, na zijne volbrachte levenstaak, op het gebergte Abarim, den Nebo te bestijgen en het Heilige Land te aanschouwen (Deut. 32 : 49). Daar nu Nebo (Deut. 34 : 1) de kruin van den berg Pisga is, zijn alle de mededeelingen, met wat wij door latere reizigers over de natuur van het land weten, het beste aldus in overeenstemming te brengen, indien wij aannemen, dat Abarim beteekent het geheele gebergte van het Moabietische bovenland, van de Arabische woestijn tot aan de Jordaan; Pisga echter dat gedeelte van den berg naar de zijde van het Jordaandal en de Doode Zee, op hetwelk de spitsen Nebo en Peor zich verheffen, die dan zoowel tot Pisga, d.i. helling, als tot de daar tegenoverliggende bergen kunnen gerekend worden.

Abarim dus is de geheele boogvormige bergketen van het land der Moabieten, en wordt vooreerst ten Zuiden, en, na eenige dagreizen, ten Noordwesten door Israël begrensd. Volgens Jer. 22 : 20, zou Jeruzalem van uit den Libanon, Bazan en Abarim, dus van alle grensbergen in het Noorden en Oosten en Zuidoosten, als eene jonkvrouw om hare liefhebbers, d.i. koningen, klagen.