Studie begrippenlijst

Bijlesnetwerk (2017)

Gepubliceerd op 30-06-2017

Middeleeuwen

betekenis & definitie

De middeleeuwen is een historisch tijdvak tussen ongeveer 500 n.C. en 1500 n.C. dat de overgang vormt van de oudheid tot de (vroeg)moderne tijd.

Het precieze begin en einde van de middeleeuwen is onderwerp van discussie. Velen noemen de val van het Romeinse Rijk (5e eeuw) als bepalende factor. Hierna regeerden verschillende volken over delen van het rijk, vooral de Germanen. Daarnaast was er de continue dreiging van buitenaf door volken als de Hunnen en Vikingen. Door al het oorlogsgeweld, hongersnood en epidemische ziekten daalde het bevolkingsaantal sterk. De maatschappij was verdeeld in drie standen: geestelijkheid, adel en boeren. 90% van de bevolking was boer, en zij waren vaak arm en ondervoed. De macht was in de handen van de adel en de Kerk.

Rondom de 10e eeuw bloeide Europa door vrediger bestaan en nieuwe landbouwmethoden weer op. Hierdoor werd de weg vrijgemaakt voor ontwikkelingen op economisch, educatief en cultureel gebied. Om de bevolkingsgroei op te vangen groeiden steden. Daarnaast stonden in deze periode, ook wel bekend als de ‘hoge middeleeuwen’, de religieuze kruistochten centraal.

Eind 13e eeuw begonnen de ‘late middeleeuwen’. Nadat de pestepidemie een derde van het Europese bevolkingsaantal het leven had gekost, kwamen boeren in opstand tegen hun onderdrukkers uit de adel, wiens macht aldus verzwakten. Mede hierdoor kregen vorsten meer controle over hun land en ontstonden gecentraliseerde staten. De handel groeide sterk door een toename in verstedelijking: stadslieden die steeds meer rechten en macht kregen speelden hierbij een hoofdrol. Een hiermee samenhangende bevolkingsgroei plus technologische ontwikkelingen dreef Europeanen ertoe om ook buiten het continent naar grondstoffen te zoeken. De globalisering die daar gestaag op volgde kennen we hedendaags.