Heel ver terug in de oudheid geloofde men dat wezels (Mustela nivalis)
via het oor bevrucht werden en via de mond baarden. In latere Griekse, Latijnse en Oudfranse documenten is het precies omgekeerd. De wezel heeft gemeenschap via de mond en schenkt het leven via het oor. Omdat het dier stinkt, gold het voor de Romeinen als een giftig dier - met ziekmakende, zelfs dodende adem.
Bij Jacob Grimm (Deutsche Mythologie) en volgens andere bronnen is de wezel een heksen- en toverdier: ‘Het dier beschikt over het boze oog, waarmee het hazen, konijnen en andere dieren tot op dertig a veertig meter van zich afhoudt en waarmee hij de kogel in een geweerloop kan fixeren.’
In een fabel van Aesopus treedt de wezel als bruid op: ‘Aphrodite had eens een wezel die op een schone jongeling verliefd was, in een heel mooi meisje veranderd, zodat ze met de jongeman trouwen kon. Bij het huwelijksmaal zag de bruid plotseling een muis in de zaal. Haar wezelaard kreeg onmiddellijk de overhand en ze rende de muis achterna om deze op te eten. Aphrodite, die had willen proberen of haar beschermelinge niet alleen uiterlijk, maar ook innerlijk een mens was geworden, was verontwaardigd en veranderde de bruid meteen weer in een wezel.
Sedertdien is de wezel jaloers op alle bruiden.’
→ Marter.