Marcus Gossler mag dan van mening zijn dat persoonlijkheden zonder lichaam over gevoel voor humor beschikken (zie geesten), maar dat wordt door de meeste andere spiritistische deskundigen bestreden. Volgens hen mogen leden van de geestenwereld niet lachen, want door te lachen wordt men mens, lachen is een symbool van het leven, en ook in de hel schijnt een streng lachverbod te gelden.
Als duivels of demonen al lachen, dan is het hoogstens smadelijk of uit leedvermaak. De tegenvoeter van satan heeft volgens een Grieks-Egyptische verhandeling, die Albrecht Dieterich in zijn studie naar de religieuze geschiedenis van de late klassieke oudheid (Abraxas, Leipzig, 1891) aanhaalt, met een bulderende lach de wereld geschapen: ‘Zevenmaal lachte God, en op zijn lachsalvo’s werden de zeven almachtige goden geboren. Bij de zevende keer huilde hij vreugdetranen, en Psyche was geboren.’ God lachte, de zon lacht, en als de huisvrouw goed weer wil hebben om het wasgoed te drogen en te bleken, dan moet ze ‘driemaal in een onderbroek lachen’ (John, Aberglaube, Sitte und Brauch im sächsischen Erzgebirge).Het niet lachen van lichaamlozen schijnt over te gaan op degenen die hen op het spoor zijn. Walter von Lucadou, de leider van het Parapsychologisch Adviesbureau in Freiburg, beveelt de vele knorrige en narrige occultisten een wat luchtigere benadering aan: ‘Ik zeg altijd, mensen die geen humor hebben, en zich met dit gebied bezighouden, neigen naar fanatisme en worden te gemakkelijk geïndoctrineerd.’