In het O.T. is van de S. alleen sprake 2 Kon. 17 : 29. Daar zijn bedoeld de oude Israëlietische inwoners van het landschap Samaria.
In het N.T. komen de Samaritanen voor als afstammelingen van deze Israëlieten, nadat zij zich vermengd hadden met de mensen uit Babel, Kutha, Avva, Hamath en Sefarvaïm, die de koning van Assyrië deed wonen in de steden van Samaria in plaats van de Israëlieten, 2 Kon. 17 : 24. Wanneer wij over S. spreken, denken wij meestal aan S. in de laatste zin. Er hebben nog andere deportaties van vreemde volken naar het gebied der weggevoerde 10 stammen plaats gehad, vgl. b.v. Ezra 4 : 10. Uit 2 Kon. 17 : 27 weten wij, dat op bevel van de koning van Assyrië één van de weggevoerde priesters is teruggebracht en aan de mensen van heidense afkomst leerde, hoe zij Jahwe moesten vrezen. De reformatie van Josia strekte zich ook over het gebied der weggevoerde 10 stammen uit. In de na-exilische tijd wilden de S. wel meewerken aan de bouw van de tempel van Zerubbabel, doch de Joden weigerden dit, Ezra 4 : 2, 3. Van die tijd af dateert de vijandschap tussen de Joden en de S. De S. bouwden een eigen tempel op de berg Gerizim. Wij weten niet, wanneer deze tempel is gebouwd. Verwoest is hij door Johannes Hyrcanus (zie Maccabeën) na de dood van Antiochus VII (128 v. C.) en sindsdien niet meer opgebouwd. Daar de S. de Pentateuch aanvaardden, zullen zij in deze tempel wel Jahwe hebben vereerd. — Het voornaamste geschilpunt tussen de Joden en de S. ten tijde van Jezus’ leven op aarde was over de plaats van eredienst: te Jeruzalem of op de Gerizim. Tegenwoordig wonen er nog enkele honderden S. in Nabloes, bij het vroegere Sichem, levend van kleinhandel en handwerk. De priesters houden zich bezig met het overschrijven van heilige boeken, welke zij verkopen. De S. vieren nog jaarlijks het Paasfeest. Joachim Jeremias woonde in 1931 de viering daarvan bij en gaf er een verslag van met 48 foto’s. Ook de andere in Lev. 23 voorgeschreven feesten vieren zij. — De Samaritaanse Pentateuch wijkt slechts in enkele belangrijke punten van de Masoretische tekst af. Deut. 27 : 4 b.v. is Ebal vervangen door Gerizim. Wel zijn er ± 6000 kleinere verschillen. De S. beweren, dat zij een handschrift van de Pentateuch hebben „uit het jaar 13 van de regering van de kinderen van Israël over het land Kanaän,” d. i. dus uit het 13e jaar na de intocht. Maar dit is wel zeer onwaarschijnlijk. Het enige, dat wij zeggen kunnen is, dat de Samaritaanse Pentateuch er op wijst, dat de tekst van de Pentateuch vastgesteld moet zijn ± 400 v. C. vóór het conflict tussen de Joden en de S. Men wijst wel eens op Neh. 13 : 23—31. De daar bedoelde schoonzoon van Sanballat kan een exemplaar van de Pentateuch hebben meegenomen bij zijn verdrijving uit Jeruzalem. De Samaritaanse Pentateuch bevat veel verschillen met de Masoretische tekst, die overeenkomen met die, welke wij vinden in LXX. Beide kunnen dus dezelfde of een verwante tekst hebben gekend. Zie Aramees, Sanballat,Om de rest van een oud verwant ras voor dreigende ondergang te behoeden, en hen nader te brengen tot het nationale Jodendom, is door de Joden te Samaria onlangs een school gesticht ten behoeve van de S.
Het N.T. bevat enkele gedeelten, die op treffende wijze over de S. spreken: over de Samaritaanse vrouw, Joh. 4, de dankbare S., Luc. 17 : 16, en de barmhartige S., Luc. 10 : 33 v. — Onder de S. zijn de eerste Christenen buiten het Jodendom geweest, Hand. 8 : 14, 25; 9 : 31.